Zorgplicht franchisegever in de precontractuele fase

De rechtbank Limburg oordeelde op 6 april 2017, ECLI:NL:RBLIM:2016:2843, dat de franchisegever in de precontractuele fase een zorgplicht heeft jegens de aspirant- franchisenemer. Dit houdt in dat de franchisegever ook in de precontractuele fase gehouden is om bijstand en advies te geven aan een aspirant-franchisenemer. Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft op 17 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1607, het vonnis bekrachtigd. 

De aspirant-franchisenemer had met een franchisegever een geheimhoudingsovereenkomst gesloten. Daarin is onder meer opgenomen dat de aspirant-franchisenemer alle gegevens die hem in dit kader ter kennis komen voor derden geheim zal houden en dat de verstrekte informatie niet zodanig gebruikt zal worden dat daardoor de belangen van andere betrokken partijen zullen worden geschaad. 

Vervolgens is aan de aspirant-franchisenemer een exploitatieprognose verstrekt waaruit blijkt dat de brutomarges in de eerste 3 jaren tussen de 27% en 29 % bedragen. Uit navraag bij de franchiseraad blijkt het gemiddelde marges van andere franchisenemers over de 3 voorafgaande jaren tussen 23,3% en 26,9 % te liggen. 

De aspirant-franchisenemer breekt op het laatste moment de onderhandelingen af over het sluiten van een franchiseovereenkomst en contracteert vervolgens met een concurrerende franchisegeversorganisatie. Dit afbreken vond plaats naar aanleiding van het feit dat de brutomarges van andere franchisenemers van deze franchisegever lager bleken te liggen dan aanvankelijk door de franchisegever aan de aspirant-franchisenemer voorgespiegeld was.

De rechtbank had in het vonnis voorop gesteld dat voor de franchisegever een zorgplicht geldt tot het verlenen van bijstand en advies gezien de afhankelijke positie waarin de franchisenemer zal gaan verkeren. Deze zorgplicht geldt volgens de rechtbank ook in de precontractuele fase, zeker in geval als het onderhavige, waarbij de franchisegever een professionele partij is en de aspirant-franchisenemer een startende ondernemer die zich voor het eerst oriënteert op het ondernemerschap c.q. het franchisenemerschap.

Volgens het Gerechtshof spelen de achtergronden van de partijen mede een (beperkte) rol en wordt de visie van de franchisegever overigens ook niet gevolgd in het standpunt dat de aspirant-franchisenemer de onderhandelingen niet had mogen afbreken. Alhoewel partijen samen een geschikt pand gevonden hadden ter exploitatie van  de franchiseonderneming, handelde de aspirant-franchisenemer niet onrechtmatig door aldaar na het afbreken van de onderhandelingen met een concurrerende franchisegeversorganisatie in zee te gaan. 

Uit deze uitspraak blijkt dat, met name in situaties waarin een aspirant-franchisenemer in een afhankelijke positie zal komen te verkeren, de franchisegever zich ervan dient te vergewissen de nodige bijstand en advies te verlenen. Met het sluiten van een intentie- of voorovereenkomst, anders dan slechts een geheimhoudingsovereenkomst, kan de zorgplicht in het onderhandelingstraject gereguleerd worden, hetgeen tot de aanbeveling strekt. 

Mr.  A.W. Dolphijn – franchiseadvocaat 

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl.

Andere berichten

Prognoses bij startup franchiseformule

Het gerechtshof Amsterdam oordeelde op 14 februari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:455 (Tot Straks/franchisenemer) over de vraag of de franchisegever een ondeugdelijke prognose verschaft had en de

Verplicht overdragen franchiseonderneming aan franchisegever?

De rechtbank Amsterdam heeft op 23 januari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:412 (CoffeeCompany/Dam Spirit B.V.) een vonnis gewezen over de vraag of een franchisenemer bij een beëindiging van de samenwerking

Overdracht klantendata aan franchisegever

Het gerechtshof Amsterdam oordeelde in het arrest van 10 januari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:68 (OnlineAccountants.nl) onder meer over de vraag hoe klantendata moet worden overgedragen.

Uitverkoop bij bedrijfsbeëindiging franchisenemer – wie krijgt de uitverkoopopbrengst?

In het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland d.d.12 oktober 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5061 (Bewindvoerder/Expert Groep en Rabobank) stond de vraag centraal of de franchisegever tezamen met de bank

Column Franchise+ – mr. Th.R. Ludwig: “Rechter: zorgplicht franchisegever vergelijkbaar met die van een bank”

Diverse uitspraken in 2016 hebben duidelijk gemaakt hoe hoog de zorgvuldigheidsnorm voor een franchisegever jegens zijn franchisenemers ligt.

Gebruik van internet en sociale media: rechter verruimt mogelijkheden franchisenemers

De franchisenemer mag in beginsel niet worden verboden een eigen website te hebben om zijn producten of diensten tevens of zelfs uitsluitend via internet te verkopen.

Ga naar de bovenkant