Zorgplicht bank bij franchiseovereenkomsten
Het gerechtshof Den Haag heeft op 23 mei 2017, EQLI:NL:GHDHA:2017:1368, zich moeten uitlaten over de vraag of de bank een aspirant-franchisenemer had moeten waarschuwen, in verband met het financieringsarrangement dat de bank met de franchisegever gesloten had. Immers, uit dien hoofde had de bank moeten weten van de deplorabele financiële toestand van de franchisegever en de franchisenemer hier derhalve voor moeten waarschuwen bij het aangaan van de langdurige krediet- en franchiseovereenkomst.
Na het aangaan van de franchiseovereenkomst met de franchisegever en de kredietovereenkomst met de bank, heeft de franchisenemer de verplichtingen uit de kredietovereenkomst niet nagekomen. De bank heeft daarop de kredietovereenkomst met de franchisenemer beëindigd. De franchisegever is voorts failliet gegaan waarna de bank de franchisenemer in rechte betrok teneinde het openstaande krediet te incasseren. De franchisenemer verweerde zich en stelde zich op het standpunt dat de bank de franchisenemer had moeten waarschuwen voor de slechte financiële positie van de franchisegever, nu de oorzaak van de betalingsachterstand jegens de bank gelegen is in de omstandigheid dat de franchisegever insolvabel was.
Het gerechtshof oordeelt dat de bank als kredietgever in beginsel een zorgplicht heeft die er toestrekt om de franchisenemer te beschermen tegen eigen lichtvaardigheid en gebrek aan inzicht, hetgeen afhankelijk is van de eigen ervaring en deskundigheid van de franchisenemer. Het gerechtshof oordeelt dat niet is komen vast te staan dat de bank ten tijde van het aangaan van de kredietovereenkomst en de franchiseovereenkomst wist of behoorde te weten dat de financiële positie van de franchisegever onhoudbaar was en/of dat de franchiseketen niet (langer) levensvatbaar was. Wat tevens een rol speelt is dat niet gebleken is dat de aspirant-franchisenemer destijds vragen gesteld heeft aan de bank over de financiële positie van de franchisegever. Het hof komt derhalve tot het oordeel dat de bank betaalt moet worden door de franchisenemer. Er bestaat weliswaar een zorgplicht van de bank jegens een franchisenemer (als kredietnemer), maar dat wat de bank niet weet, kan de bank niet verzwijgen.
Mr. A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl.
![242Foto-doorlichten-fr.org](https://www.ludwigvandam.nl/wp-content/uploads/2020/12/242Foto-doorlichten-fr.org_-scaled.jpg)
Andere berichten
Franchisegever moet rekening houden met franchisenemer bij overdrachtsbepaling
Een standaard artikel in een franchiseovereenkomst is de zogenaamde overdrachtsregeling.
Inkoop- en afnameverplichting terecht of onterecht?
Inkoop- en afnameverplichting terecht of onterecht?
Franchisenemer doet geslaagd beroep op dwaling naar aanleiding van verstrekte prognose door de franchisegever
Franchisenemer doet geslaagd beroep op dwaling naar aanleiding van verstrekte prognose door de franchisegever
Franchisegever doet een geslaagd beroep op een postcontractueel non-concurrentiebeding
De rechtbank te Maastricht zag zich onlangs geconfronteerd met een zaak waarbij een franchisenemer voortijdig afscheid had genomen van de franchiseformule.
Het non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst
Een gangbaar beding in de franchiseovereenkomst is een zogenaamd postcontractueel non-concurrentiebeding.
Formulewijziging door franchisegever niet automatisch grond voor ontbinding
Een franchisenemer neemt over het algemeen deel aan een franchiseformule om bepaalde specifieke redenen.