Wet Franchise aangenomen door de Tweede Kamer – d.d. 16 juni 2020 – mr. A.W. Dolphijn
De Wet Franchise is op 16 juni 2020 door de Tweede kamer aangenomen. De
hoofdlijnen van het wetsvoorstel zijn onder meer de volgende:
1. De werving van franchisenemers
Het ontwerp van de Wet Franchise verplicht franchisegevers bij de werving
van franchisenemers alle relevante informatie te verschaffen. Een
dergelijke harde regel bestaat nu niet. Als een franchisenemer met
tegenvallende resultaten te kampen heeft, kan er een discussie ontstaan of
de franchisegever van tevoren wel alle relevante informatie aan de
franchisenemer medegedeeld heeft en niet tevens op risico’s had moeten
wijzen. Het concept van de Wet Franchise beoogt te voorkomen dat
franchisenemers onvoldoende geïnformeerd worden door franchisegevers.
Het zal voor de franchisegever en de franchisenemer van groot belang zijn
goed te documenteren welke vragen zij over en weer gesteld hebben en op
welke manier die beantwoord zijn. Onenigheid hierover is een bron van
conflict. Dat zal de commerciële aspecten van de werving en onderhandeling
niet altijd versoepelen.
2. De bedenktijd voor de aspirant franchisenemer
Voor het verstrekken van de informatie bij het aangaan van een
franchiseovereenkomst geldt straks een termijn. Vier weken voorafgaand aan
het sluiten van een franchiseovereenkomst moet alle mogelijk relevante
informatie aan de aspirant-franchisenemer zijn medegedeeld. Binnen die
termijn mag de voorgestelde samenwerking niet gewijzigd worden. Er mag dus
ook geen (andere) overeenkomst gesloten worden tussen partijen. Het doel
van de voorgestelde regel is om een afkoelingsperiode te creëren. Daarmee
krijgt de ondernemer de tijd en de rust om het aanbod goed te overwegen.
Niet alleen kunnen zo overhaaste en ondoordachte beslissingen worden
voorkomen, ook kan de tijd worden gebruikt om advies in te winnen bij
deskundigen.
Denkbaar is echter ook dat ondernemers niet altijd een maand nodig hebben
om tot een goede afweging te komen. Soms is snelheid geboden, bijvoorbeeld
omdat men ook in de race is voor de huur van een winkelpand. De aspirant
franchisenemer moet dan met de franchisegever wel slagvaardig kunnen
handelen om er samen voor te zorgen dat de race om de huur van het
winkelpand gewonnen wordt, maar er in die race ook duidelijk is wat de
afspraken tussen franchisenemer en franchisegever zijn. De plicht een
bedenktijd in acht te nemen kan dus ten koste gaan van het bemachtigen van
een goede vestigingslocatie. Dan is het alleen maar nadelig dat partijen
tijdens die periode nog helemaal niets mogen doen.
3. Aspirant franchisenemer moet onderzoek (laten) doen
Er wordt in het wetsvoorstel nadruk gelegd op de eigen verantwoordelijkheid
van de aspirant franchisenemer om er voor te zorgen dat hij alle door de
franchisegever verschafte informatie goed begrijpt.
De franchisenemer wordt dus bijna verplicht om alle voorgelegde de
contracten juridisch te laten screenen. Aspirant franchisenemers zouden
deze bedenktijd moeten aanwenden om bijvoorbeeld de financiële ramingen
goed door te rekenen en zich goed te laten voorlichten over
aansprakelijkheidsrisico’s. Franchiseovereenkomsten zijn voor niet-juristen
bovendien vaak lastig leesbaar, waardoor franchisenemers zich pas achteraf
realiseren waar zij zich aan verbonden hebben. Helaas komen wij dit in de
praktijk veel tegen. Ook een franchisegever zit op een dergelijke situatie
natuurlijk niet te wachten.
4. Verplichte bijstand door de franchisegever
De franchisegever wordt verplicht zowel ‘bijstand als commerciële en
technische ondersteuning’ te geven aan de franchisenemer. Het verlenen van
bijstand kan bestaan uit het geven van ondersteuning aan de franchisenemer
door voortdurende commerciële en technische hulp door de franchisegever om
tot een win-winsituatie te komen. Deze verplichting kan aangeduid worden
als een zorgplicht van de franchisegever en zou des te zwaarder kunnen zijn
naarmate de afhankelijkheid van de franchisenemer ten opzichte van de
franchisegever groter is.
De voorgestelde regeling beoogt een win-winsituatie te bevorderen. Het
overdragen van kennis en kunde door de franchisegever om de win-winsituatie
te bereiken en te behouden is natuurlijk een belangrijk uitgangspunt bij
franchising.
5. Instemmingsrecht van franchisenemers
Franchisenemers krijgen een zeker instemmingsrecht. Het wetsvoorstel
bepaalt dat wijzigingen die de franchisegever wil doorvoeren en die
mogelijk aanzienlijke gevolgen voor de exploitatie van de franchisenemer
hebben, alleen met instemming van de franchisenemer mogen worden
doorgevoerd. Het komt bij vrijwel alle formules voor dat periodiek de
huisstijl wijzigt, er investeringen in software en inventaris nodig zijn,
of dat er andere maatregelen door de franchisegever worden voorgeschreven.
Anderzijds is het eenzijdig ineens ophogen van de franchise fee, zonder
geldige reden, natuurlijk niet iets dat zomaar zou moeten kunnen.
Als franchisenemers zich verenigen, biedt de voorgestelde regeling betere
middelen om zich te wapenen tegen het doorvoeren van onwelgevallige
wijzigingen. Anderzijds kan het instemmingsrecht ook verlammend op
innovatie van de formule werken, zeker in het geval van een
conflictsituatie.
6. Geen concurrerende formule, zonder toestemming
De franchisegever zal in beginsel geen andere formule mogen exploiteren die
geheel of grotendeels overeenkomt met de franchiseformule die de
franchisenemers exploiteren. Daartoe is instemming van de franchisenemers
vereist.
Franchisenemers worden niet erg enthousiast als de franchisegever een
andere formule gaat exploiteren die mogelijk concurreert met de bestaande
formule. Echter, er kunnen ook voordelen voor franchisenemers mee gepaard
gaan, zoals schaalvoordelen en verlaging van inkoopprijzen. Hier past dan
ook een geavanceerde beredenering.
7. Beperking van het concurrentieverbod na afloop van de samenwerking
Een concurrentieverbod na afloop van de samenwerking is slechts mogelijk
indien het schriftelijk is overeengekomen, indien het de knowhow van de
franchisegever beschermt, beperkt is tot een jaar na het einde van de
samenwerking en beperkt tot het werkgebied van de franchisenemer zoals dat
gold onder de franchiseovereenkomst.
8. Meer nadruk op goede afspraak goodwill
Er komen regels over de franchiseonderneming en het einde van de
franchiseovereenkomst. Soms is er in de praktijk helemaal geen afspraak
over goodwill. Als een franchisenemer een klantenbestand opgebouwd heeft,
maar na het einde van de franchiseovereenkomst dit klantenbestand niet meer
mag aanwenden, dan is het de vraag hoe hier mee omgegaan wordt. De
franchisegever kan hier voordeel van ondervinden door te profiteren van dit
opgebouwde klantenbestand. De franchisegever zal voorts mogelijk menen dat
de klanten niet aan de franchisenemer, maar aan de formule verbonden zijn.
Volgens Ludwig & Van Dam advocaten is het goed dat er een stimulans
wordt gegeven om op voorhand na te denken over wat er aan het einde van de
franchiseovereenkomst zal gelden. Dat geldt ook voor hoe om te gaan met
eventuele aanspraken op goodwill.
9. Verplicht overleg tussen franchisenemer en franchisegever
De wet zegt ook dat franchisegevers en franchisenemers minstens eenmaal per
jaar overleg voeren over de samenwerking. Nu geldt er geen wettelijke
overlegverplichting. Wie het initiatief tot overleg moet nemen, is niet
exact bepaald, maar het lijkt er op dat in ieder geval de franchisegever
voldoende inspanningen moet leveren om met de franchisenemer om tafel te
gaan. Een wettelijke verplichting tot overleg zal in ieder geval een
stimulans zijn om periodiek met elkaar om tafel te gaan. Alle hiervoor
genoemde punten zouden aan bod kunnen komen bij het te voeren overleg.
Het zou de intentie moeten zijn van de franchisenemer en franchisegever om
met het voeren van overleg niet alleen misverstanden en onenigheid uit de
weg te gaan, maar vooral ook om creatief te onderzoeken hoe de samenwerking
tot nog meer succes kan leiden. Een wettelijke overlegverplichting zal
daaraan kunnen bijdragen. Anderzijds schuilt er ook een gevaar in de
regelgeving. Met de wettelijke bepalingen in de aanslag, kunnen verschillen
van inzicht ook wellicht makkelijker escaleren als het beoogde overleg niet
tot oplossingen leidt.
Naar de Eerste Kamer
Na goedkeuring door de Tweede Kamer is er nog geen wet. Het wetsvoorstel
wordt nog doorgezonden naar de Eerste Kamer. De Eerste Kamer zal zich over
het voorstel buigen en mogelijk wijzigingen en nuanceringen aanbrengen. Als
het wetsvoorstel ook is aanvaard in de Eerste Kamer gaat het naar het
Kabinet van de Koning voor ondertekening door de Koning en publicatie in
het Staatsblad.
Mr. A.W. Dolphijn – franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Supermarktlocatie door overschrijden beslistermijn door gemeente
In een geschil met de gemeente Helmond is aan de ...
Standstill-periode beschermt de overenthousiaste franchisenemer
Standstill-periode beschermt de overenthousiaste franchisenemer De standstill-periode in de ...
Schending precontractuele informatieplicht bij franchise
In kort geding heeft de rechtbank Den Haag op 1 ...
Wel degelijk schending standstill-verplichting.
In een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 mei ...
Geen schending standstill-verplichting
De rechtbank Noord-Nederland heeft in een vonnis van 21 februari ...
Belgische ministerraad neemt besluit aan ter bescherming van zelfstandig supermarktondernemers
Oppermachtige supermarktorganisaties Mede door de recente verzelfstandiging van (Ahold Delhaize) ...