Weigering Jumbo tot ombouw van C1000 beslist vatbaar voor hoger beroep

Een treurige uitkomst voor een C1000-franchisenemer, waarvan de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam (3 juli 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:4152) in een kort geding meende dat C1000 niet tekort schiet in de franchiseovereenkomst. Daarentegen moest de franchisenemer zijn winkel gedwongen verkopen aan Jumbo/C1000. De verlieslatende franchise situatie zou onhoudbaar zijn en rechtvaardigen het een filiaal wordt.Tekortschieten C1000?

In de branche is bekend dat de C1000-formule zal ophouden te bestaan. C1000 is in 2012 overgenomen door Jumbo. De C1000-formule zou samensmelten tot een sterkere Jumbo formule die het beste van beide formules zou combineren. C1000/Jumbo heeft zelfs een zogenaamde “Transitieregeling” opgesteld die ziet op het verstrekken van een financiële tegemoetkoming aan C1000-franchisenemers voor de afbouw van de C1000-formule.

Als de franchiseovereenkomst tot het exploiteren van de C1000-formule nog voor een lange periode doorloopt, dan zou hard gemaakt moeten kunnen worden dat er reeds nu sprake is van het tekortschieten door C1000/Jumbo als franchisegever.

Uit de gepubliceerde uitspraak volgt niet dat dit argument ingebracht is. De franchisenemer lijkt zich te concentreren op verwijten ten aanzien van een prognose voor de relocatie van die supermarkt die in 2010 plaatsgevonden heeft. De voorzieningenrechter gaat daar niet in mee.

Geen ombouw voor C1000 franchisenemer?

Indien de voorzieningenrechter overtuigd zou worden dat C1000/Jumbo als franchisegever tekortgeschoten zou zijn, of tekort zou schieten, dan zou de C1000-franchisenemer in de positie komen om een oplossing door de franchisegever te verlangen. Veel andere C1000-franchisenemers worden omgebouwd naar andere formules. Dat is niet zo verwonderlijk als de C1000-formule zal ophouden te bestaan.

De franchisenemer vordert dan ook om Jumbo/C1000 te veroordelen tot de benodigde medewerking tot ombouw naar de Jumbo-formule te faciliteren. De ombouw naar de Jumbo-formule (en de uitbreiding van 2.700 m2 naar 3.500 m2) zou de franchiseonderneming winstgevend gemaakt kunnen worden, aldus de franchisenemer. Echter, Jumbo/C1000 weigert. Nu de voorzieningenrechter oordeelt dat Jumbo/C1000 als franchisegever niet tekort schiet en dat Jumbo/C1000 niet verplicht kan worden tot de ombouw (en uitbreiding).

Wat niet uit de uitspraak blijkt, is of aan de orde gekomen is dat het betreffende vestigingspunt te Almere-Buiten ook niet op de “ombouwlijsten” stond die in april 2012 gepubliceerd werden door Jumbo, Albert Heijn en Coop. Voor C1000-franchisenemers die wel op die “ombouwlijsten” staan, geldt dat zij hier wellicht ook rechten aan kunnen ontlenen. In dat geval zou de vordering tot ombouw naar Jumbo waarschijnlijk een grotere slagingskans hebben.

Van franchise naar filiaal

Jumbo/C1000 ziet geen heil meer in de verlieslatende franchiseonderneming. De kosten van personeel en huur zouden te hoog zijn in relatie tot het omzetpotentieel, zodat er geen winstgevende exploitatie mogelijk zou zijn. De debiteurenstand van de franchisenemer loopt alleen maar op en kennelijk is niet in te zien dat aan dit oplopen een einde komt. Jumbo/C1000 heeft (onder meer) de franchiseovereenkomst opgezegd en doet een beroep op de aanbiedingsplicht van de franchiseovereenkomst. Er bestaat met de franchisenemer een huurcontract waarvan tenminste 11 jaar nog uitgediend worden. Echter, Jumbo/C1000 meent kennelijk dat het gebruik van de bedrijfsruimte ook ten einde moet komen, zodat de supermarkt als filiaal wel min of meer kostendekkend zou kunnen zijn.

De voorzieningenrechter oordeelt dat van Jumbo/C1000 niet langer gevergd kan worden dat zij de verplichtingen uit de franchiseovereenkomst nakomt. Dat geldt dan dus ook voor de huurovereenkomst, aldus de voorzieningenrechter. Kortom, de franchisenemer moet wijken en krijgt voor de gedwongen verkoop een prijs die nader door deskundigen zal moeten worden bepaald. Dat biedt echter weinig hoop voor de ex-franchisenemer, nu het een onderneming betreft die kennelijk onrendabel is.

Dit oordeel gaat ver, zeker in kort geding. Er is ruimschoots rechtspraak voorhanden waar beslist werd dat in kort geding de franchiseovereenkomst beëindigd kan worden, maar de ontruiming van het gehuurde in stand blijft, omdat de huurder de bedrijfsruimte ook voor een andere bestemming zou kunnen gebruiken. Doordat echter de huurachterstand ook substantieel geweest zal zijn, alsmede op grond van de huurovereenkomst alleen het gebruik als C1000 supermarkt toegestaan zal zijn, valt het oordeel van de voorzieningenrechter kennelijk anders uit. Wel is het zo dat in beginsel het niet de bedoeling kan zijn van een kort geding om een onomkeerbare situatie in het leven te roepen. Het oordeel van de voorzieningenrechter zou immers in beginsel slechts voorlopig van aard moeten zijn. Het is lastig om de beslissing van de voorzieningenrechter in deze zaak tijdelijk te noemen.

Slot

Zeker op onderhavige specialistische gebieden is het van belang helder uiteen te zetten wat er precies in de branche gebeurt en leeft. De uitspraak van de voorzieningenrechter in deze kwestie lijkt behoorlijk rigoureus, maar indien de exploitatieresultaten al jarenlang en structureel dramatisch verlieslatend zijn, dan moet een franchisegever er toch ook een halt aan kunnen roepen.
Ten aanzien van de C1000-vestigingspunten waarvan wel publiekelijk aangekondigd is dat ze van C1000 omgebouwd worden naar een andere formule, geldt dat men zich kan voorstellen dat daar ook rechten aan ontleend kunnen worden door de franchisenemer. Deze kwestie verdient beslist hoger beroep.

Een treurige uitkomst voor een C1000-franchisenemer, waarvan de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam (3 juli 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:4152) in een kort geding meende dat C1000 niet tekort schiet in de franchiseovereenkomst. Daarentegen moest de franchisenemer zijn winkel gedwongen verkopen aan Jumbo/C1000. De verlieslatende franchise situatie zou onhoudbaar zijn en rechtvaardigen het een filiaal wordt.Tekortschieten C1000?

In de branche is bekend dat de C1000-formule zal ophouden te bestaan. C1000 is in 2012 overgenomen door Jumbo. De C1000-formule zou samensmelten tot een sterkere Jumbo formule die het beste van beide formules zou combineren. C1000/Jumbo heeft zelfs een zogenaamde “Transitieregeling” opgesteld die ziet op het verstrekken van een financiële tegemoetkoming aan C1000-franchisenemers voor de afbouw van de C1000-formule.

Als de franchiseovereenkomst tot het exploiteren van de C1000-formule nog voor een lange periode doorloopt, dan zou hard gemaakt moeten kunnen worden dat er reeds nu sprake is van het tekortschieten door C1000/Jumbo als franchisegever.

Uit de gepubliceerde uitspraak volgt niet dat dit argument ingebracht is. De franchisenemer lijkt zich te concentreren op verwijten ten aanzien van een prognose voor de relocatie van die supermarkt die in 2010 plaatsgevonden heeft. De voorzieningenrechter gaat daar niet in mee.

Geen ombouw voor C1000 franchisenemer?

Indien de voorzieningenrechter overtuigd zou worden dat C1000/Jumbo als franchisegever tekortgeschoten zou zijn, of tekort zou schieten, dan zou de C1000-franchisenemer in de positie komen om een oplossing door de franchisegever te verlangen. Veel andere C1000-franchisenemers worden omgebouwd naar andere formules. Dat is niet zo verwonderlijk als de C1000-formule zal ophouden te bestaan.

De franchisenemer vordert dan ook om Jumbo/C1000 te veroordelen tot de benodigde medewerking tot ombouw naar de Jumbo-formule te faciliteren. De ombouw naar de Jumbo-formule (en de uitbreiding van 2.700 m2 naar 3.500 m2) zou de franchiseonderneming winstgevend gemaakt kunnen worden, aldus de franchisenemer. Echter, Jumbo/C1000 weigert. Nu de voorzieningenrechter oordeelt dat Jumbo/C1000 als franchisegever niet tekort schiet en dat Jumbo/C1000 niet verplicht kan worden tot de ombouw (en uitbreiding).

Wat niet uit de uitspraak blijkt, is of aan de orde gekomen is dat het betreffende vestigingspunt te Almere-Buiten ook niet op de “ombouwlijsten” stond die in april 2012 gepubliceerd werden door Jumbo, Albert Heijn en Coop. Voor C1000-franchisenemers die wel op die “ombouwlijsten” staan, geldt dat zij hier wellicht ook rechten aan kunnen ontlenen. In dat geval zou de vordering tot ombouw naar Jumbo waarschijnlijk een grotere slagingskans hebben.

Van franchise naar filiaal

Jumbo/C1000 ziet geen heil meer in de verlieslatende franchiseonderneming. De kosten van personeel en huur zouden te hoog zijn in relatie tot het omzetpotentieel, zodat er geen winstgevende exploitatie mogelijk zou zijn. De debiteurenstand van de franchisenemer loopt alleen maar op en kennelijk is niet in te zien dat aan dit oplopen een einde komt. Jumbo/C1000 heeft (onder meer) de franchiseovereenkomst opgezegd en doet een beroep op de aanbiedingsplicht van de franchiseovereenkomst. Er bestaat met de franchisenemer een huurcontract waarvan tenminste 11 jaar nog uitgediend worden. Echter, Jumbo/C1000 meent kennelijk dat het gebruik van de bedrijfsruimte ook ten einde moet komen, zodat de supermarkt als filiaal wel min of meer kostendekkend zou kunnen zijn.

De voorzieningenrechter oordeelt dat van Jumbo/C1000 niet langer gevergd kan worden dat zij de verplichtingen uit de franchiseovereenkomst nakomt. Dat geldt dan dus ook voor de huurovereenkomst, aldus de voorzieningenrechter. Kortom, de franchisenemer moet wijken en krijgt voor de gedwongen verkoop een prijs die nader door deskundigen zal moeten worden bepaald. Dat biedt echter weinig hoop voor de ex-franchisenemer, nu het een onderneming betreft die kennelijk onrendabel is.

Dit oordeel gaat ver, zeker in kort geding. Er is ruimschoots rechtspraak voorhanden waar beslist werd dat in kort geding de franchiseovereenkomst beëindigd kan worden, maar de ontruiming van het gehuurde in stand blijft, omdat de huurder de bedrijfsruimte ook voor een andere bestemming zou kunnen gebruiken. Doordat echter de huurachterstand ook substantieel geweest zal zijn, alsmede op grond van de huurovereenkomst alleen het gebruik als C1000 supermarkt toegestaan zal zijn, valt het oordeel van de voorzieningenrechter kennelijk anders uit. Wel is het zo dat in beginsel het niet de bedoeling kan zijn van een kort geding om een onomkeerbare situatie in het leven te roepen. Het oordeel van de voorzieningenrechter zou immers in beginsel slechts voorlopig van aard moeten zijn. Het is lastig om de beslissing van de voorzieningenrechter in deze zaak tijdelijk te noemen.

Slot

Zeker op onderhavige specialistische gebieden is het van belang helder uiteen te zetten wat er precies in de branche gebeurt en leeft. De uitspraak van de voorzieningenrechter in deze kwestie lijkt behoorlijk rigoureus, maar indien de exploitatieresultaten al jarenlang en structureel dramatisch verlieslatend zijn, dan moet een franchisegever er toch ook een halt aan kunnen roepen.
Ten aanzien van de C1000-vestigingspunten waarvan wel publiekelijk aangekondigd is dat ze van C1000 omgebouwd worden naar een andere formule, geldt dat men zich kan voorstellen dat daar ook rechten aan ontleend kunnen worden door de franchisenemer. Deze kwestie verdient beslist hoger beroep.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Verplichte (marktconforme) inkoopprijzen voor franchisenemers

In hoeverre kan een franchisegever afspraken wijzigen over de (marktconforme) inkoopprijzen van de goederen die de franchisenemers verplicht zijn in te kopen?

Bestuurdersaansprakelijkheid van een franchisenemer na falend beroep op ondeugdelijke prognose.

Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 11 juli 2017 een beslissing genomen over de vraag of de franchisegever met succes de bestuurder van een b.v. kon aanspreken voor het niet-nakomen van de

Aansprakelijkheid accountant voor opgestelde prognose?

In een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 juli 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3153, was aan de orde dat franchisenemers de accountant van de franchisegever verweten aansprakelijk te zijn

Hoe ver strekt de zorgplicht van de bank?

In de rechtspraak is enige tijd geleden de vraag aan de orde geweest wat de positie van de bank is in de driehoeksverhouding franchisegever – bank – franchisenemer.

Bewijslastomkering bij prognose als misleidende reclame?

De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in een kort gedingvonnis van 15 juni 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3833, geoordeeld over een vordering tot (onder meer) schorsing van het non-concurrentiebeding.

Boete voor franchisegever omdat aspirant-franchisenemer vreemdeling is

De Raad van State heeft op 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1815, beslist over de vraag of bij de (voorgenomen) samenwerking tussen een franchisegever en een aspirant-franchisenemer, de franchisegever

Ga naar de bovenkant