Wanprestatie als drukmiddel: geen goed idee

Het uitgangspunt bij het aangaan van een franchiserelatie is vanzelfsprekend dat die relatie zowel voor de franchisegever als de franchisenemer voordeel brengt, zowel financieel als organisatietechnisch. Dat is, in zijn algemeenheid, de gedachte achter het fenomeen franchising. Soms echter lopen zaken in een franchiserelatie anders dan verwacht of gehoopt. Hoewel per saldo een uitzondering, komen ook in franchise-organisaties conflicten voor, waarbij de belangen over en weer soms aanzienlijk kunnen zijn. In deze rubriek is reeds meermaals stilgestaan bij de diverse soorten conflicten waarom het dan kan gaan. Op deze plaats zij stilgestaan bij een ander, daaraan gerelateerd fenomeen, te weten het zich in de praktijk nog wel eens voordoende geval dat (meestal) een franchisenemer zijn verplichtingen uit hoofde van de franchise-overeenkomst niet meer nakomt teneinde zijn franchisegever dusdoende te dwingen tot het uitvoeren of nalaten van handelingen die de betrokken franchisenemer in casu wenselijk acht. Veelal gaat het daarbij om het niet meer betalen van de overeengekomen vergoedingen.

Onder omstandigheden kan, wanneer de franchisenemer van mening is dat de franchisegever zijnerzijds de franchise-overeenkomst niet adequaat nakomt, deze een beroep doen op het zogenaamde opschortingsrecht van artikel 6:52 BW, inhoudende dat de franchisenemer niet presteert zolang de franchisegever niet presteert. Dat klinkt eenvoudig, doch voor een geslaagd beroep op een dergelijk opschortingsrecht dient wel het nodige vast te staan omtrent de beweerdelijke wanprestatie van de zijde van de franchisegever. Voorts kan, wanneer opschorting niet geïndiceerd is, de franchisenemer de franchisegever in gebreke stellen en waar nodig aansprakelijk, teneinde te bereiken dat deze in verzuim verkeert. Dat kan de inleiding zijn tot het al dan niet in rechte terugvorderen van hetgeen betaald is of het instellen van een eis tot correcte nakoming van de franchise-overeenkomst. Ook hiervoor geldt dat de juiste formele weg dient te worden gevolgd. Aan ingebrekestellingen en dergelijke kleven diverse vereisten. De wet biedt in elk geval wel diverse mogelijkheden.

In de praktijk echter bedienen franchisenemers zich ook wel eens van de mogelijkheid “gewoon” te stoppen met betalen, zonder dat een beroep wordt gedaan op één van de bovenomschreven regelingen. Dat is het spelen van eigen rechter en in zijn algemeenheid dus niet aan te raden. Een handelswijze als deze komt onder meer wel eens voor wanneer er een collectieve ontevredenheid bestaat omtrent het optreden van de franchisegever en er vervolgens door de betrokken franchisenemers gezamenlijk wordt besloten om de betalingen te staken. Wanneer, het zij herhaald, niet op één van de bovenomschreven wettelijke regelingen een beroep wordt gedaan, levert dat een directe eenzijdige en ernstige wanprestatie op van de zijde van de betrokken franchisenemers. Zij komen dan namelijk zonder recht of titel de franchise-overeenkomst niet meer na hetgeen, nu het, als het om betalingen gaat ook nog eens een kernverplichting van die franchise-overeenkomst raakt, tot ernstige consequenties zoals ontbinding kan leiden. Ook hier geldt derhalve het credo: “bezint eer gij begint”. Zijn er in de franchiserelatie dusdanige problemen opgetreden dat niet-nakoming van de franchise-overeenkomst serieus wordt overwogen, dan ligt het primair voor de hand een juridisch adviseur in te schakelen, om erger te voorkomen.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Contractuele vereisten voor ontbinding niet in acht genomen? Geen rechtsgeldige ontbinding van de franchiseovereenkomst – d.d. 23 juli 2020 – mr. C. Damen

Mag een franchisegever de franchiseovereenkomst ontbinden wanneer zij haar eigen contractuele voorschriften niet in acht heeft genomen?

Door mr. C. Damen|23-07-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|

Wettelijk verbod op eenzijdig wijzigen van openingstijden door franchisegever – 13 juli 2020 – mr. J. Sterk

Wetsvoorstel staatssecretaris dat, kort samengevat, inhoudt dat de winkelier niet gebonden mag zijn aan eenzijdige wijziging van de openingstijden, gedurende de looptijd van de overeenkomst.

Door Jeroen Sterk|13-07-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|

Geen recht op verlenging franchiseovereenkomst – 6 juli 2020 – mr. A.W. Dolphijn

Mag een franchisegever verlenging van de franchiseovereenkomst weigeren indien de franchisenemer niet instemt met gewijzigde voorwaarden van een nieuw te sluiten franchiseovereenkomst?

Door Alex Dolphijn|06-07-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|Label: , , |

Gerechtshof Amsterdam beperkt beroep franchisegever op concurrentieverbod – d.d. 6 juli 2020 – mr. T. Meijer

Door het gerechtshof Amsterdam is op 30 juni 20202 geoordeeld dat aan een franchisegever geen (onbeperkt) beroep op een contractueel concurrentieverbod toekomt.

Ga naar de bovenkant