Wanneer is er sprake van een prognose?
De rechtbank Amsterdam heeft zich in een tussenvonnis van 17 september 2014 (ECLI:NL:RBAMS:2014:6732) gebogen over de vraag of de franchisenemer zich terecht had beroepen op dwaling bij het aangaan van de franchiseovereenkomst wegens het verstrekken van een onjuiste prognose. De vraag is of er wel een prognose vertrekt is door de (aspirant) franchisegever. Als dat niet het geval is, dan faalt uiteraard ook het beroep van de franchisenemer op dwaling omtrent die prognose.
De franchisenemer verweet de franchisegever dat voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst de franchisegever een veel rooskleuriger beeld van de te verwachten bedrijfsresultaten van een gemiddelde franchisenemer voorgehouden had, dan dat in werkelijkheid het geval was. Na het aangaan van de franchiseovereenkomst behaalde de franchisenemer in kwestie dan ook een schijntje van hetgeen de franchisenemer (al dan niet terecht) verwacht had.
De rechtbank stelt vast dat in zijn arrest van 25 januari 2002, NJ 2003, 31 de Hoge Raad bevestigd heeft dat vernietiging op grond van dwaling ook mogelijk is bij een franchiseovereenkomst, indien de franchisenemer in dwaling is komen te verkeren als gevolg van fouten in een omzet- of winstprognose die door de franchisegever is verstrekt. Een franchisegever is in zijn algemeenheid niet verplicht een omzet- of winstprognose te verstrekken, maar als de franchisegever dat wel doet, dan dient deze prognose – volgens vaste jurisprudentie – te berusten op deugdelijk (markt- en vestigingsplaats-) onderzoek.
Alvorens tot een oordeel te komen over de vraag of er een prognose verstrekt is, geeft de rechtbank aan dat indien een prognose verstrekt is, zoals franchisenemer stelt, dwaling dan wel aannemelijk is. Het verschil met de werkelijk behaalde omzet is, in de visie van de rechtbank, onverklaarbaar groot.
De franchisegever ontkent een prognose te hebben voorgehouden en verwijst bovendien naar een bepaling in de franchiseovereenkomst waar staat dat de franchisegever geen enkele omzetgarantie kan geven en de franchisenemer de franchisegever dan ook nimmer aansprakelijk zal houden voor eventueel tegenvallende bedrijfsresultaten.
Deze bepaling lijkt echter niet te zien op de situatie van een prognose, maar slechts de situatie van een garantie. Verder wordt vernietiging niet uitgesloten, maar aansprakelijkheid.
De franchisenemer wijst op een powerpointpresentatie van de franchisegever waarin onder meer staat dat het een beproefd franchiseconcept betreft en er sprake is van lage investering en hoog rendement. Op een tweetal overzichten die zijn afgedrukt op briefpapier van de franchisegever is te lezen “Gemiddelde omzet (…) € 58.350” en “Topomzet (…) € 102.600”.
De rechtbank is (nog) niet overtuigd dat er een prognose verstrekt is en draagt de franchisenemer op te bewijzen dat er een prognose verstrekt is zoals franchisenemer stelt. Voor de hand ligt dat de franchisenemer medewerkers van de franchisegever als getuige onder ede laat horen.
Uit deze uitspraak blijkt weer eens dat het van belang is dat voorafgaand aan het sluiten van een franchiseovereenkomst de franchisenemer duidelijk maakt welke uitgangspunten de franchisenemer heeft doen besluiten om de franchiseovereenkomst aan te gaan. De franchisegever doet er goed aan om, als zij vernietiging wegens dwaling wenst uit te sluiten, zij dit zorgvuldig in de franchiseovereenkomst formuleert.
Mr. A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Advocaten Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Artikel De Nationale Franchisegids: “Rechter stelt franchisenemers Domino’s opnieuw in het gelijk” – d.d. 3 september 2019 – mr. R.C.W.L. Albers
Begin 2018 hebben nagenoeg alle franchisenemers van Domino’s en de Vereniging van Domino’s Pizza Franchisenemers een tweetal kwesties aan de rechter te Rotterdam voorgelegd.
Artikel De Nationale Franchisegids: “De tussentijdse beëindiging van de franchiseovereenkomst” – 12 augustus 2019 – mr. J.A.J. Devilee
Een franchiseovereenkomst kan op vele manieren tussentijds eindigen.
Artikel De Nationale Franchise Gids: “Kamervragen gesteld over (schijn-)zelfstandigheid franchisenemers” – d.d. 24 juli 2019 – mr. M. Munnik
Over de zogenaamde schijnzelfstandigheid binnen de verhouding tussen franchisegever en franchisenemer zijn onlangs Kamervragen gesteld.
Artikel Franchise+: “Met onze franchiseformule gaat u bergen goud verdienen.” d.d. 10 juli 2019 – mr. A.W. Dolphijn
Het onderscheid tussen toelaatbare aanprijzingen en misleidende informatie blijft een grijs gebied, ondanks de wetgeving hierover.
Franchisenemer mag assortiment vreemd inkopen na verplichte formulewijziging – 6 juni 2019 – mr. J.A.J. Devilee
De rechtbank Oost-Brabant heeft zich onlangs in kort geding gebogen over een belangwekkende kwestie waarin een franchisenemer geheel onvrijwillig een alternatieve formule opgedrongen heeft gekregen.
Hoe behoud ik mijn vestigingsplaats? – 6 juni 2019 – mr. K. Bastiaans
Voor franchisegevers en franchisenemers is, met name in de detailhandel, de vestigingsplaats van groot belang.