Voortijdige beëindiging door franchisenemer.
De rechtbank Gelderland heeft op 17 september 2014 geoordeeld over een aantal aspecten die veelvuldig voorkomen bij de voortijdige beëindiging van een franchiseovereenkomst door een franchisenemer.
In onderhavige kwestie sprak de franchisegever de franchisenemer aan voor schade en boetes wegens het voortijdig beëindigen van de franchiseovereenkomst door de franchisenemer.
De franchisegever vordert onder meer schade wegens het gegeven dat zij – als de franchiseovereenkomst niet tussentijds beëindigd was – franchise fee ontvangen zou hebben voor de resterende tijd van de franchiseovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat de volledige vergoeding van dit zogenaamde “positieve contractsbelang” als schade niet voor toewijzing gereed ligt, nu de franchisegever in de tussentijd een vervangende franchisenemer gevonden had die franchise fee verschuldigd was. De franchisegever heeft gene recht op “dubbele” franchise fee in de zin van schadevergoeding.
De grondslag van de beëindiging door de franchisenemer van de franchiseovereenkomst is niet uit de gepubliceerde uitspraak op te maken, maar het lijkt dat de franchisenemer de overeenkomst ontbonden heeft. De Hoge Raad oordeelde eerder al dat de regeling van schadevergoeding bij ontbinding (ex artikel 6:277 BW) geen andere of verdergaande eisen gelden dan bij de regeling van schadevergoeding bij wanprestatie (ex artikel 6:74 BW). Zie HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1684 (G4 Beheer / Hanzevast). Dit geldt dus ook voor het “positieve contractsbelang”.
De franchisegever vordert tevens een aantal overeengekomen boetes. Zo bepaalt de franchiseovereenkomst dat de franchisenemer bij tussentijdse beëindiging van de franchiseovereenkomst gehouden is het gebruik van de naam van de franchisegever te staken. Uit het handelsregister blijkt dat de franchisenemer de naam van de franchisegever niet gestaakt heeft. De franchisegever heeft zelf niet de volledige opeisbare boete gevorderd, maar een deel. De rechter ziet om die reden dan ook geen noodzaak de boete (verder) te matigen.
Andere contractuele boetes, bijvoorbeeld voor het inleveren van briefpapier, handboeken en andere documenten van de franchisegever, worden afgewezen. De franchisenemer ontkent nog zaken van de franchisegever te hebben. Ondanks dat de franchisegever blijkens de franchiseovereenkomst het recht had om een en ander bij de franchisenemer te controleren, heeft de franchisenemer dat niet gedaan. De boete wordt op dit punt om die reden afgewezen. Ook wordt de vordering van een boete afgewezen voor het niet overdragen van een complete afrekening van de samenwerking, nu de franchisegever de toegang tot het online boekhoudprogramma had ontzegt aan de franchisenemer. De franchisegever staan dan zelf in de weg aan hetgeen waar zij recht op heeft.
Uit de uitspraak volgt dat het tussentijds beëindigen van een franchiseovereenkomst niet ondoordacht dient te gebeuren. Het is raadzaam voor zowel de franchisegever als de franchisenemer bij een tussentijdse beëindiging een lijstje op te stellen met, niet alleen de contractuele rechten en verplichtingen, maar ook de wettelijke mogelijkheden en eventuele consequenties, gevolgd door de uit te voeren acties.
Mr. A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Advocaten Franchise advocaten,franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Franchisegever verplicht tot verlenging franchiseovereenkomst
De rechtbank Rotterdam heeft op 6 september 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:6975 (Misty /Bram Ladage) geoordeeld dat de weigering tot verlenging van een franchiseovereenkomst door een franchisegever
De (on)geldigheid van een postcontractueel concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst: analogie met arbeidsrecht?
De rechtbank Gelderland heeft op 5 september 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4565 een vonnis gewezen over onder meer de vraag of Bruna als franchisegever een beroep kon doen op het verbod voor een
Column Franchise+ – mr. J Sterk: “Rechtbank veroordeelt fastfoodketen tot verlenging franchiseovereenkomst
De zaak speelt begin dit jaar. De franchisenemer weigert al jaren de bij verlenging aangeboden nieuwe franchiseovereenkomst te ondertekenen aangezien deze een verslechtering van zijn rechtspositie met
Geen geldig non-concurrentiebeding voor franchisenemer
Op 18 november 2016 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2016:7754, een vonnis gewezen in de kwestie waarbij aan de orde was of de franchisenemer gehouden
Franchise & Recht nr. 5 – Wet Acquisitiefraude en franchising
Per 1 juli 2016 is de Wet Acquisitiefraude ingevoerd. Hiermee zijn onder meer wijzigingen aangebracht in artikel 6:194 BW.
Moet een franchisenemer een nieuw model-franchiseovereenkomst accepteren?
De rechtbank Rotterdam heeft op 31 maart 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2457 in kort geding geoordeeld over de vraag of franchisegever Bram Ladage de franchiseovereenkomst met haar franchisenemer had