Voortijdige beëindiging door franchisenemer.

Door Gepubliceerd Op: 13-10-2014Categorieën: Uitspraken & actualiteiten

De rechtbank Gelderland heeft op 17 september 2014 geoordeeld over een aantal aspecten die veelvuldig voorkomen bij de voortijdige beëindiging van een franchiseovereenkomst door een franchisenemer.

In onderhavige kwestie sprak de franchisegever de franchisenemer aan voor schade en boetes wegens het voortijdig beëindigen van de franchiseovereenkomst door de franchisenemer.

De franchisegever vordert onder meer schade wegens het gegeven dat zij – als de franchiseovereenkomst niet tussentijds beëindigd was – franchise fee ontvangen zou hebben voor de resterende tijd van de franchiseovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat de volledige vergoeding van dit zogenaamde “positieve contractsbelang” als schade niet voor toewijzing gereed ligt, nu de franchisegever in de tussentijd een vervangende franchisenemer gevonden had die franchise fee verschuldigd was. De franchisegever heeft gene recht op “dubbele” franchise fee in de zin van schadevergoeding.

De grondslag van de beëindiging door de franchisenemer van de franchiseovereenkomst is niet uit de gepubliceerde uitspraak op te maken, maar het lijkt dat de franchisenemer de overeenkomst ontbonden heeft. De Hoge Raad oordeelde eerder al dat de regeling van schadevergoeding bij ontbinding (ex artikel 6:277 BW) geen andere of verdergaande eisen gelden dan bij de regeling van schadevergoeding bij wanprestatie (ex artikel 6:74 BW). Zie HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1684 (G4 Beheer / Hanzevast). Dit geldt dus ook voor het “positieve contractsbelang”.

De franchisegever vordert tevens een aantal overeengekomen boetes. Zo bepaalt de franchiseovereenkomst dat de franchisenemer bij tussentijdse beëindiging van de franchiseovereenkomst gehouden is het gebruik van de naam van de franchisegever te staken. Uit het handelsregister blijkt dat de franchisenemer de naam van de franchisegever niet gestaakt heeft. De franchisegever heeft zelf niet de volledige opeisbare boete gevorderd, maar een deel. De rechter ziet om die reden dan ook geen noodzaak de boete (verder) te matigen.

Andere contractuele boetes, bijvoorbeeld voor het inleveren van briefpapier, handboeken en andere documenten van de franchisegever, worden afgewezen. De franchisenemer ontkent nog zaken van de franchisegever te hebben. Ondanks dat de franchisegever blijkens de franchiseovereenkomst het recht had om een en ander bij de franchisenemer te controleren, heeft de franchisenemer dat niet gedaan. De boete wordt op dit punt om die reden afgewezen. Ook wordt de vordering van een boete afgewezen voor het niet overdragen van een complete afrekening van de samenwerking, nu de franchisegever de toegang tot het online boekhoudprogramma had ontzegt aan de franchisenemer. De franchisegever staan dan zelf in de weg aan hetgeen waar zij recht op heeft.

Uit de uitspraak volgt dat het tussentijds beëindigen van een franchiseovereenkomst niet ondoordacht dient te gebeuren. Het is raadzaam voor zowel de franchisegever als de franchisenemer bij een tussentijdse beëindiging een lijstje op te stellen met, niet alleen de contractuele rechten en verplichtingen, maar ook de wettelijke mogelijkheden en eventuele consequenties, gevolgd door de uit te voeren acties.

 

Mr. A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Advocaten Franchise advocaten,franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Seminar mrs. J. Sterk en M. Munnik – Donderdag 2 november 2017: “Belangrijke juridische ontwikkelingen voor franchisegevers”

Advocaten Jeroen Sterk en Maaike Munnik van Ludwig & Van Dam Advocaten praten u bij over de status van en de ontwikkelingen rondom De Nederlandse Franchise Code en de Wet Acquisitiefraude.

Door Jeroen Sterk|02-11-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Goodwill bij einde franchiseovereenkomst

In een kwestie bij het gerechtshof Amsterdam 26 september 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3900 (Seal & Go) vorderde een franchisenemer een vergoeding van goodwill (ex artikel 7:308 BW) nadat de

Doorbelasting te hoge kostprijs als verborgen franchise fee

Uit een tussenvonnis van de rechtbank Den Haag van 30 augustus 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:10597 (Happy Nurse) blijkt dat de rechtbank zich gebogen heeft over de vraag of de door de franchisegever aan de

Schadebegroting na onterechte beëindigen franchiseovereenkomst door franchisegever

In een arrest van de Hoge Raad van 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2372 (Franchisenemer/Coop) was aan de orde dat supermarktorganisatie Coop afspraken niet nagekomen was, waardoor de franchisenemer

Ga naar de bovenkant