Voor- en nadelen van de omzetgerelateerde huurprijs

Een veel gebruikte constructie in franchiserelaties is die waarbij de franchisenemer het pand waarin hij zijn onderneming exploiteert huurt van de franchisegever, die op zijn beurt huurt van de eigenaar van het pand, derhalve een zogenaamde onderhuurconstructie. De belangrijkste reden voor een dergelijke onderhuurconstructie is gelegen in het feit dat de franchisegever op een dergelijke wijze enigszins grip houdt op zijn vestigingspunten in geval de franchiserelatie met de desbetreffende franchisenemer eindigt.

Een verschijnsel dat nog niet al te vaak in franchiserelaties voorkomt, doch dat wellicht in de toekomst wel meer opgeld zal doen, is de zogenaamde omzethuur. Dikwijls is de huur een, in ieder geval jaarlijks, vast bedrag dat door de (onder)huurder dient te worden betaald als tegenprestatie voor het gebruikmaken van het pand waarin hij zijn onderneming exploiteert. Een andere mogelijkheid is echter om de huurprijs te relateren aan de in het betreffende pand gerealiseerde omzet. Het verschijnsel omzethuur is vooralsnog met name usance bij de huur en verhuur van tankstations. Daarnaast is het een verschijnsel wat wel wordt gebruikt bij nieuwe winkelcentra. Vele franchise-organisaties hechten er waarde aan om hun vestigingspunten op zogenaamde A-locaties te plaatsen. De huurprijs van dergelijke A-locaties, die uiteindelijk door de franchisenemer voldaan dient te worden, is dikwijls navenant. In dat licht bezien, kan omzethuur een interessante manier zijn om het een franchisenemer mogelijk te maken met de franchise-organisatie in zee te gaan. Immers, de franchisenemer in kwestie behoeft dan niet op voorhand als groot obstakel een (te) hoge huurprijs tegemoet te zien, doch weet dat een en ander afhankelijk gesteld zal worden van de door hem gerealiseerde omzet; is de omzet relatief laag dan is de huurprijs dienovereenkomstig laag, is de omzet daarentegen hoog dan is het ook reëel om een daaraan gekoppelde (hogere) huurprijs te betalen. Een en ander geldt vice versa voor de verhuurder (de franchisegever). Immers deze profiteert mee. Indien het de franchisenemer goed gaat dan ontvangt de franchisegever een hogere huurprijs. Derhalve een situatie die voor beide partijen voordelig is.

Het vorenstaande is tevens ook meteen een nadeel (met name voor de franchisegever) nu er een zekere mate van risico is in zijn zoals verhuurder. Immers, indien de omzet gedurende een aantal jaren laag blijft, is daarmee ook de huurprijs laag. Een dergelijke constructie zou voorts in extreme gevallen kunnen worden gezien als een vorm van subsidie / financiële ondersteuning door de franchisegever jegens de franchisenemer. Hiermee dient buitengewoon voorzichtig te worden omgegaan nu een dergelijke vorm van financiële ondersteuning in een voorkomend geval, zou kunnen worden opgevat door de fiscus en de uitvoeringsinstellingen als een factor die mede zou kunnen leiden tot de vaststelling van een zogenaamde fictieve dienstbetrekkingsrelatie tussen partijen. In deze artikelenreeks is aan dit onderwerp in het verleden al eerder aandacht besteed.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Artikel in Entree: “Nieuwe eigenaar”

“De horecaonderneming waar ik werk is overgenomen. De nieuwe eigenaar zegt nu dat ik niet meer voor hem hoef te werken, maar kan hij mij als werknemer weigeren?”

Bestuurdersaansprakelijkheid bij afwikkeling franchiseovereenkomst

Kan in privé de bestuurder van een franchisenemer-rechtspersoon aansprakelijk zijn jegens de franchisegever, indien de franchisenemer-rechtspersoon ten onrechte zaken niet aan de franchisegever

Artikel in Entree: “Huurprijzen”

“De verhuurder verhoogde jaarlijks de prijzen van het pand, maar sinds 2 jaar doet hij dit niet meer, misschien vergeet hij het wel. Mag hij een achterstallig bedrag later alsnog opeisen?”

Column Franchise + – mr. Th.R. Ludwig: “Op weg naar risicoaansprakelijkheid”

Onlangs heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een prognosekwestie.

Geen geldig beroep op non-concurrentiebeding bij franchising

De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland heeft op 28 februari 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:1469, beslist over de vraag of een franchisenemer gehouden kon worden aan een non-concurrentiebeding.

Structureel ondeugdelijke omzetprognoses van de franchisegever

De rechtbank Limburg heeft op 15 maart 2017 in acht vergelijkbare vonnissen (waaronder ECLI:NL:RBLIM:2017:2344) de franchiseovereenkomsten van diverse franchisenemers van de P3-franchiseformule

Ga naar de bovenkant