Voor alle duidelijkheid

De laatste periode laat de praktijk zien dat discussies betreffende goodwillbetalingen bij het einde van een franchisesamenwerking nog altijd talrijk zijn. Veelal komen die discussies er op neer dat een franchisenemer van mening is dat zijn franchisegever aan hem een goodwillbedrag dient te betalen voor het tijdens de looptijd van de franchise-overeenkomst door die franchisenemer opgebouwde klantenbestand. Deze discussie komt met name voor in situaties dat hetzij de exploitatie van de betrokken franchisevestiging in zijn geheel wordt gestaakt, hetzij de franchisegever de vestiging overneemt. Minder vaak komt deze discussie ter sprake wanneer de franchisenemer, binnen de regels van de franchise-overeenkomst, zijn bedrijf op een opvolgend franchisenemer doet overgaan, omdat in die gevallen veelal een marktconforme overnameprijs wordt betaald.

In de beide overige situaties echter, wordt de discussie wel gevoerd, waarbij de betrokken franchisenemer zich ongetwijfeld laat inspireren door de wettelijke bepalingen betreffende agentuur. Zonder daar op deze plaats in detail op in te willen gaan, zij gememoreerd dat daarin wel een goodwillregeling is opgenomen bij het einde van de overeenkomst. In franchiseverhoudingen echter bestaat een dergelijke regeling niet. Derhalve is een franchisegever, tenzij daaromtrent andersluidende afspraken tussen partijen zijn gemaakt, op basis van de franchise-overeenkomst als zodanig niet gehouden aan een vertrekkend franchisenemer enigerlei goodwillbetaling te doen. Gebeurt dat wel, dan is dat uitsluitend het resultaat van onderhandelingen tussen partijen en het betalen, in voorkomend geval, van een marktconforme prijs. Goodwill, het zij herhaald, is bij uitstek een onderwerp dat aan marktwerking onderhevig is en, behoudens andersluidende afspraken in beginsel, ter vrije bepaling aan de betrokken ondernemers is.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Arbitrage binnen franchise: een te hoge drempel? – mr. M. Munnik

Bij het aangaan van een overeenkomst is het voor partijen mogelijk – in afwijking van de wet - om een bevoegde rechter aan te wijzen. Dit geldt ook voor de franchiseovereenkomst. Van deze mogelijkheid

Beroep franchisenemer op dwaling wegens ondeugdelijke prognoses en gebrek aan ondersteuning verworpen – d.d. 25 april 2019 – mr. K. Bastiaans

Het Hof ’s-Hertogenbosch oordeelde (ECLI:NL:GHSHE:2019:697) over de vraag of het enkele feit dat prognoses niet zijn uitgekomen, de conclusie rechtvaardigt dat de franchisenemer tekort is gedaan...

Door mr. K. Bastiaans|25-04-2019|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Artikel De Nationale Franchise Gids: “Steeds meer bescherming tegen ronselen franchisenemers” – d.d. 2 april 2019 – mr. A.W. Dolphijn

Steeds vaker blijkt dat geronselde franchisenemers beschermd kunnen worden op basis van de Wet Acquisitiefraude.

Door Alex Dolphijn|02-04-2019|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Uitspraken & actualiteiten|Label: |

De franchisenemersvereniging en de binding van franchisenemers – Contracteren 2019, nr. 1

Een bijdrage over veelvoorkomende bepalingen in franchiseovereenkomsten waarbij is bepaald dat een franchisenemer verplicht lid is van een franchisenemersvereniging.

Misleiding bij de werving van een franchisenemer?

Een uitspraak over de vraag of de franchisegever bij de werving van een franchisenemer een onjuiste voorstelling van zaken gegeven had.

Franchisegever aansprakelijk voor prognoses afkomstig van derde – d.d. 6 maart 2019 – mr. M. Munnik

Volgens vaste rechtspraak handelt een franchisegever onrechtmatig jegens haar franchisenemer wanneer een franchisegever zelfstandig op onzorgvuldige wijze onderzoek uitvoert en als gevolg daarvan...

Ga naar de bovenkant