Verkleining risico fictieve dienstbetrekking

Mr Th.R. Ludwig – Franchise advocaat

Onlangs heeft de nieuwe minister van Sociale Zaken, De Geus, de keus gemaakt dat hij voor eens en voor altijd een einde wil maken aan de discussie of er sprake is van zelfstandig ondernemerschap of een verkapte werkgevers/werknemersverhouding bij zelfstandigen (zonder personeel). Dit probleem speelt onder meer in de zakelijke dienstverlening.

Toetsing door Uitvoering Werknemersverzekeringen (UWV’s), voormalige bedrijfsverenigingen c.q. uitvoeringsinstellingen, levert onder andere bij franchise- relaties wisselende uitkomsten op. Wanneer de zelfstandige in kwestie, al dan niet met terugwerkende kracht, als fictief werknemer wordt aangemerkt, brengt dit met zich mee dat er (alsnog) sociale premies en loonbelasting verschuldigd is door de franchisegever en/of franchisenemer aan de relevante UWV en of de fiscus. Of er sprake is van verzekeringsplicht, is afhankelijk van een aantal criteria. De belangrijkste zijn kapitaal, risico en zogeheten andere kenmerken. Concreet zijn onder meer de volgende zaken van belang: 

Beschikt de franchisenemer over zelfstandig bedrijfskapitaal? 

Heeft de franchisenemer daadwerkelijk investeringen gedaan? 

Heeft de franchisenemer zelfstandig debiteuren en crediteuren en zijn zijn inkomsten onzeker en variabel? 

Handelt franchisenemer onder eigen of onder een andere naam?  

Maakt de franchisenemer zelfstandig reclame? 

Voert de franchisenemer zelfstandig een boekhouding en wordt hij, indien relevant, belast voor de omzetbelasting? 

Hoewel deze criteria in de praktijk van belang zullen blijven heeft de minister thans uitgemaakt dat er alleen sprake is van verzekeringsplicht wanneer de zelfstandige gefraudeerd heeft met als doel bedoelde verzekeringsplicht te omzeilen. De minister kiest dus voor een zeer aanzienlijke verruiming van het begrip zelfstandigheid om zo te voorkomen dat er ongewenst of onbedoeld (te snel) wordt toegekomen aan verzekeringsplicht en het vaststellen van een fictieve dienstbetrekking. Het lijkt er dus naar uit te zien dat op zeer korte termijn het risico hierop in belangrijke mate wordt verkleind. 

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Aanprijzingen door de franchisegever in algemene bewoordingen zijn toegestaan – d.d. 6 maart 2020 – mr. A. W. Dolphijn

De grens tussen enerzijds aanprijzingen in algemene bewoordingen en anderzijds verwijtbare misleiding en een verkeerde voorstelling van zaken, blijft een lastige kwestie.

Door Alex Dolphijn|06-03-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|Label: , , , , |

Artikel De Nationale Franchise Gids – Knowhow doorslaggevend voor toepassingsbereik Wet franchise – d.d. 5 maart 2020 – mr. R.C.W.L. Albers

Het zal weinigen in de branche ontgaan zijn dat op 10 februari jl. het wetsvoorstel van de Wet Franchise is ingediend bij de Tweede Kamer.

Incassofraude levert franchisegever 4 jaar gevangenisstraf en een boete van € 7 miljoen op – d.d. 25 februari 2020 – mr. J.A.J. Devilee

In een zeer exceptionele strafrechtelijke kwestie heeft het gerechtshof recent één van de directeuren van een (voormalig) franchisegever veroordeeld tot een gevangenisstraf en een boete.

Door mr. J.A.J. Devilee|28-02-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|
Ga naar de bovenkant