Vergissing of misleiding bij het sluiten van de franchiseovereenkomst

Een franchisenemer die na het sluiten van een franchiseovereenkomst spijt krijgt, kan van mening zijn dat hij voor of bij het sluiten van de franchiseovereenkomst door de franchisegever op het verkeerde been gezet is. Juridisch gezien maakt het nogal wat uit hoe dit benaderd wordt. Zo bestaat er een verschil in benadering tussen het standpunt dat de franchisenemer meent dat hij zich door toedoen van de franchisegever heeft vergist of dat de franchisenemer meent dat hij door de franchisegever is misleid. Uit een recente uitspraak van het gerechtshof Amsterdam blijkt dat het verschil tussen deze twee varianten van groot belang kan zijn voor de uitkomst van een juridisch procedure.

Als de franchisenemer zich op het standpunt stelt dat hij zich vergist heeft en die vergissing mede veroorzaakt is door de franchisegever, dan doet de franchisenemer daarmee een beroep op “dwaling”. Een beroep op dwaling dient binnen drie jaar te worden gedaan na de constatering van de vergissing. Deze termijn kan in beginsel niet worden verlengd. Het gevolg van een geslaagd beroep op dwaling kan zijn dat de franchiseovereenkomst wordt vernietigd. Onder omstandigheden is het ook mogelijk om de franchiseovereenkomst in stand te laten en te verzoeken tot compensatie van het nadeel. Als de franchisenemer een beroep doet op dwaling, dan zal de franchisenemer moeten bewijzen dat hij zich indertijd vergist heeft en dat die vergissing te herleiden is tot mededelingen of verzwijgingen van belangrijke informatie van de franchisegever in een periode voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst. Dit laatste aspect is in het bijzonder van belang, omdat dit bewijs niet altijd gemakkelijk zal zijn te leveren.

Als de franchisenemer een beroep doet op misleiding door de franchisegever, dan gelden andere rechtsgevolgen. De franchisenemer zal goed gemotiveerd moeten aangeven waarom hij bij het aangaan van de franchiseovereenkomst misleid is. Als hij dat voldoende gedaan heeft, dan geldt dat de rechter kan bepalen dat de franchisegever moet bewijzen dat er geen sprake is geweest van misleiding. De franchisegever zal dan moeten aantonen dat hij zorgvuldig en volledig de informatie verschaft heeft die van belang kon zijn voor de franchisenemer bij het sluiten van de franchiseovereenkomst. Slaagt de franchisegever niet in dit bewijs, dan staat in beginsel vast dat de franchisegever onrechtmatig gehandeld heeft. Dit leidt niet automatisch tot vernietiging, zoals dat bij dwaling het geval kan zijn, maar geeft de franchisenemer recht op vergoeding van de schade. Verder geldt dat de verjaringstermijn vijf jaar is en deze steeds weer voor een periode van vijf jaar verlengd kan worden indien de franchisenemer tijdig en op de juiste wijze de franchisegever hiervan in kennis stelt.

De franchisenemer die achteraf spijt heeft van een afgesloten franchiseovereenkomst en die meent vooraf niet goed te zijn voorgelicht door de franchisegever, doet er goed aan om wel overwogen een beslissing te nemen op welke wijze hij de franchisegever hierop zal aanspreken. Aspecten die van belang kunnen zijn betreffen de vraag of de franchisenemer de samenwerking zou willen voortzetten, er sprake is van verhaalbare schade, het tijdsverloop sinds het sluiten van de franchiseovereenkomst, maar bijvoorbeeld ook de ernst van de veronderstelde misleiding en/of vergissing. Het laatste wat de franchisenemer wil, is dat hij achteraf niet alleen spijt heeft van het afsluiten van de franchiseovereenkomst, maar ook nog eens spijt heeft van de manier waarop dit juridisch door de franchisenemer aangevochten wordt.

Zie ook: De Nationale Franchisegids (klik hier) 

Mr. A.W. Dolphijn  – franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Geen franchiseovereenkomst, maar lidmaatschap van een coöperatie

In bepaalde gevallen kunnen afspraken die gemaakt worden in een ...

Ga naar de bovenkant