Verboden markt-/rayonverdeling bij franchiseovereenkomsten: miljoenenboetes door de rechtbank vastgesteld
De rechtbank Rotterdam heeft op 12 mei 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:3477 geoordeeld dat afspraken over exclusieve marktgebieden (rayonverdeling) verboden zijn. De door de AFM opgelegde boetes lopen in de miljoenen, die de rechtbank (deels) in stand houdt.
In veel franchiseovereenkomsten is een marktverdeling opgenomen in de zin dat iedere franchisenemer een exclusief rayon toebedeeld gekregen heeft. Franchisenemers mogen dan bijvoorbeeld geen acquisitie plegen in de rayons van andere franchisenemers.
Overeenkomsten die een verdeling van markten beogen hebben een mededingingsbeperkend doel en zijn in beginsel verboden op grond van artikel 6 Mw en artikel 101 VWEU. Voor dergelijke overeenkomsten kan de analyse van de economische en juridische context van de praktijk dus worden beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om te kunnen besluiten dat er sprake is van een mededingingsbeperkende strekking.
Voor onder meer franchiseovereenkomsten geldt dat een uitzondering op het verbod kan gelden. Franchiseovereenkomsten komen namelijk onder de in de Groepsvrijstelling Verticalen genoemde voorwaarden in aanmerking voor de vrijstelling van artikel 6, derde lid, Mw en artikel 101, derde lid, VWEU. Dit volgt onder meer uit artikel 12 Mw.
In deze zaak ging het over afspraken die een aantal wasserijen hadden. De betrokken wasserijen richtten een dochtervennootschap op en sloten ieder een “franchiseovereenkomst” met deze dochtervennootschap. De samenwerking zag op gezamenlijke inkoop van linnengoederen, gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, bijstand bij calamiteiten en afspraken over exclusieve rayons.
Alhoewel partijen de overeenkomsten die zij met de dochtervennootschap sloten als franchiseovereenkomsten betitelden, was daar volgens de rechtbank geen sprake van. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van zelfstandige en van elkaar onafhankelijke rechtspersonen die in een verticale relatie tot elkaar staan en op andere markten actief zijn. Er is feitelijk slechts sprake van tussen op dezelfde markt actief zijnde partijen (de wasserijen) gemaakte afspraken. De dochtervennootschap is niet zelfstandig actief, maar verrichtte uitsluitend diensten voor haar aandeelhouders. Die aandeelhouders zijn nu juist de betrokken wasserijen. Dit betekent dat er in feite sprake is van horizontale afspraken, waarop de Groepsvrijstelling Verticalen niet van toepassing is, aldus de rechtbank.
Uit deze uitspraak volgt, vereenvoudigd weergegeven, dat ondanks dat partijen hun samenwerking als “franchiseovereenkomst” betitelen, er toch geen sprake hoeft te zijn van een vrijstelling van het verbod op markt-/rayonverdeling. Dit geldt als de samenwerking onder een franchiseovereenkomst feitelijk te kwalificeren is als een samenwerking tussen de franchisenemers onderling.
Het voorgaande roept overigens de vraag op hoe de franchiseovereenkomsten beoordeeld zouden moeten waarbij de franchisenemers lid zijn van dezelfde coöperatie. Mogelijk kan in een dergelijke constellatie ook geoordeeld worden dat er van een verticale verhouding de facto geen sprake is, nu alleen de franchisenemers leden zijn en de coöperatieve vereniging (de franchisegever) uitsluitend diensten voor haar leden verricht. Markt- en/of rayonverdeling zouden dan ook verboden kunnen zijn.
Mr. A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Artikel in Entree: “Bedrijfsnaam”
“Ik heb een prachtige naam bedacht voor mijn horecaonderneming en heb hier de nodige kosten voor gemaakt. Nu is er een andere ondernemer die vrijwel dezelfde gaat gebruiken. Mag dat wel?”
Zorgplicht bank bij franchiseovereenkomsten
Het gerechtshof Den Haag heeft op 23 mei 2017, EQLI:NL:GHDHA:2017:1368, zich moeten uitlaten over de vraag of de bank een aspirant-franchisenemer had moeten waarschuwen, in verband met het
Artikel in Entree: “Op staande voet”
“Kan ik een werknemer op staande voet ontslaan als hij iets onbenulligs steelt, bijvoorbeeld etenswaren die over de houdbaarheidsdatum heen zijn?”
Arbitragebeding in franchiseovereenkomst soms onhandig
De rechtbank Gelderland heeft op 20 juli 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:4868 een uitspraak gedaan over de geldigheid van een afspraak in een franchiseovereenkomst, waarbij geschillen beslecht zouden worden
Supermarktbrief – 18
Kan een ondernemer verplicht worden een andere supermarktformule te gaan exploiteren?
Artikel in Entree: “Nieuwe eigenaar”
“De horecaonderneming waar ik werk is overgenomen. De nieuwe eigenaar zegt nu dat ik niet meer voor hem hoef te werken, maar kan hij mij als werknemer weigeren?”