Verboden franchiseovereenkomsten: gedragingen van franchisenemers onderling

Vormen van franchising waarbij geen sprake is van een verticale verhouding tussen enerzijds de franchisegever en anderzijds de franchisenemers kunnen verboden zijn. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 23 oktober 2018, ECLI:NL:CBB:2018:526, franchisenemers van wasserijen voor de gezondheidszorg flinke boetes opgelegd.

Franchiseovereenkomsten bevatten soms afspraken die er op gericht zijn om met het netwerk van franchisenemers de concurrentie in de branche te beperken. Die afspraken kunnen bijvoorbeeld gaan over gezamenlijke inkoop, gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, alsmede bijstand bij calamiteiten en afspraken over rayons. Alhoewel dergelijke afspraken tussen ondernemingen onderling op zichzelf als verboden kartelvorming gezien kunnen worden, gelden er voor bepaalde vormen van franchising uitzonderingen op het kartelverbod. Vaak is het de franchisegever die in de verticale verhouding met de franchisenemers de opgebouwde kennis en intellectuele eigendomsrechten ter beschikking stelt. De franchisegever dient dit te kunnen beschermen en kan daarmee in strijd handelen met het kartelverbod. Daartoe biedt de zogeheten Groepsvrijstelling mogelijkheden.

Het College is van oordeel dat het beroep van de wasserijen op de Groepsvrijstellingen niet slaagt, omdat de franchiseovereenkomsten in overwegende mate een horizontaal karakter hebben. De relatie tussen de betrokken wasserijen was dus niet verticaal. Er was sprake van een horizontale samenwerking tussen concurrenten, waarbij zij als onderdeel van die samenwerking rayons verdeelden en met elkaar afspraken niet aan acquisitie te doen in elkaars rayon en elkaars bestaande relaties te respecteren.

Het College neemt daarbij de volgende omstandigheden in aanmerking:

  • (i) alle franchisenemers waren aandeelhouder van de franchisegever;
  • (ii) er waren geen andere aandeelhouders van de franchisegever dan de franchisenemers;
  • (iii) de franchisenemers als aandeelhouders waren nauw betrokken bij de besluitvorming omtrent het door de franchisegever te voeren (franchise-)beleid, waaronder de rayonverdeling, het acquisitieverbod en de toetreding van nieuwe franchisenemers c.q. aandeelhouders;
  • (iv) de door de vergadering van aandeelhouders van de franchisegever genomen besluiten, waaronder de verweten afspraak, hadden niet enkel gelding in de verhouding tussen de franchisenemers enerzijds en de franchisegever anderzijds, maar beheersten ook de verhouding tussen de franchisenemers onderling, die elkaar op (niet)naleving van hun verplichtingen aanspraken.

De uitzonderingspositie van franchising op het kartelverbod is van groot belang. Daarbij is noodzakelijk dat de afspraken verticaal van aard zijn, in de zin dat de franchisegever haar kennis en rechten noodzakelijkerwijze beschermd worden.

Mr. A.W. Dolphijn – franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Column Franchise+ – mr. J. Sterk – “Franchisenemer doet bodycheck beter dan franchisecheck”

Een sportschool gaat in zee met een franchiseconcept dat in samenwerking met zorgverzekeraars “Bodychecks” en kortingen aanbiedt aan (potentiële) leden.

Seminar mrs. J. Sterk en M. Munnik – Donderdag 2 november 2017: “Belangrijke juridische ontwikkelingen voor franchisegevers”

Advocaten Jeroen Sterk en Maaike Munnik van Ludwig & Van Dam Advocaten praten u bij over de status van en de ontwikkelingen rondom De Nederlandse Franchise Code en de Wet Acquisitiefraude.

Door Jeroen Sterk|02-11-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Goodwill bij einde franchiseovereenkomst

In een kwestie bij het gerechtshof Amsterdam 26 september 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3900 (Seal & Go) vorderde een franchisenemer een vergoeding van goodwill (ex artikel 7:308 BW) nadat de

Doorbelasting te hoge kostprijs als verborgen franchise fee

Uit een tussenvonnis van de rechtbank Den Haag van 30 augustus 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:10597 (Happy Nurse) blijkt dat de rechtbank zich gebogen heeft over de vraag of de door de franchisegever aan de

Ga naar de bovenkant