Tussen prognoses en verwachtingen bij franchising – 9 februari 2016 – mr. A.W. Dolphijn
In een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 3 februari 2016 is een aantal redelijk principiële overwegingen gewijd aan de invulling van de zorgplicht van de franchisegever jegens een franchisenemer aangaande onder meer prognoses.
Het vaste vertrekpunt is dat de franchisegever in dient te staan voor de juistheid van de gegevens die aan de door de franchisegever afgegeven prognose ten grondslag liggen. In onderhavige geval had de franchisenemer zelf een omzetprognose opgesteld. De daartoe gebruikte gegevens had de franchisenemer betrokken van de vorige eigenaar van de onderneming, en dus niet van de franchisegever. Deze zelfgemaakte prognose had de franchisenemer aan de franchisegever gezonden, teneinde deze op te nemen in een ondernemingsplan dat franchisegever zou opstellen. Het ondernemingsplan zou dan gebruikt worden bij de financieringsaanvraag.
In geschil is of de franchisegever jegens de franchisenemer verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van juistheid van de gegevens die aan de prognose ten grondslag liggen. De rechtbank overweegt onder meer als volgt: “Op de franchisegever rust niet zonder meer een zorgplicht die ertoe strekt dat franchisegever gehouden zou zijn om door een potentiële franchisenemer zelf aangeleverde omzetprognoses te controleren op juistheid.”. De franchisegever heeft dus in beginsel geen controleplicht ten aanzien van een door de franchisenemer opgestelde prognose. In een andere kwestie was reeds overwogen dat als de (aspirant) franchisenemer inlichtingen opvraagt bij de vorige exploitant, en de franchisegever deze gegevens enkel doorgeleid heeft, die inlichtingen ook niet zonder meer aan de franchisegever kunnen worden tegengeworpen. Zie rechtbank Den Haag 11 november 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:16502. Aan de vervolgvraag, namelijk of de prognose ondeugdelijk was, komt de rechtbank niet toe, omdat dat buiten de verantwoordelijkheid van de betrokken franchisegever ligt.
Alhoewel er in beginsel geen controleplicht bestaat voor de franchisegever, blijkt dat de franchisegever in kwestie het ondernemingsplan, inclusief de prognose van de franchisenemer, wel heeft beoordeeld op haalbaarheid. Om het realiteitsgehalte te vergroten had de franchisegever een kleine bijstelling naar beneden doorgevoerd in het uiteindelijke ondernemingsplan. De rechtbank concludeert op basis daarvan dat de franchisegever de franchisenemer in zoverre ter wille is geweest. In het arrest HR 19 februari 1993, Prg. 1996, 4459 (Renault/Mastrigt) bepaalde de Hoge Raad overigens dat een verzoek van een franchisenemer om een optimistische prognose op te stellen, niet het presenteren van een ondeugdelijke prognose rechtvaardigt. Daarvan is in onderhavige kwestie echter geen sprake. Louter de franchisenemer stelde hier een prognose op, die de franchisegever verwerkte in een ondernemingsplan.
Een ander verwijt was dat de franchisegever niet eigener beweging gemeld had dat er ook wel eens franchisenemers waren geweest die niet altijd even gunstige resultaten behaalden. De rechtbank volgt dit niet en overweegt: “Daarnaast geldt dat op franchisegever niet zonder meer een mededelingsplicht rust ten aanzien van de ervaringen van andere franchisenemers.”. Van deze situatie kan onderscheiden worden de situatie waarbij een gewezen franchisenemer op dezelfde locatie gefailleerd is. Zie bijvoorbeeld het vonnis van de rechtbank Den Bosch 25 februari 1997, Prg. 1997, 4727. Van die situatie was geen sprake.
Als een door een franchisegever afgegeven prognose niet gehaald wordt, dan geldt volgens vaste rechtspraak dat de franchisegever de nodige bijstand en advies dient te geven. Echter, een algemene plicht daartoe geldt niet: “Anders dan [eisers] kennelijk menen behoeft een franchisegever in het algemeen niet eigener beweging gedetailleerd van advies te dienen of planmatig begeleiding te geven ten aanzien van de exploitatie door de franchisenemer en rust er op franchisegever in zoverre geen bijzondere zorgplicht.” Denkbaar is dat een verplichting tot bijstand en advies bij het niet behalen van een prognose met name geldt als de prognose door de franchisegever opgesteld is.
Deze uitspraak illustreert derhalve dat een franchisegever niet onbeperkt verantwoordelijk is voor de verwachtingen en resultaten van de franchisenemer.
mr. A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl
Andere berichten
(On)mogelijkheden bij faillissement
De afgelopen jaren was een periode met een bijzonder ...
Ludwig & Van Dam in Distrifood over de toekomst van zelfstandig supermarktondernemers
Inmiddels staat bij veel winkeliers het water echter aan de ...
Geen standstill-periode bij voorafgaande samenwerking op basis van dezelfde formule
De rechtbank Den Haag heeft op 29 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20931, ...
Standstill periode: vier weken is en blijft vier weken!
Standstill periode: vier weken is en blijft vier weken! ...
Strikte toepassing standstill-periode
In een vonnis van de rechtbank Den Haag 8 november ...
Ludwig & Van Dam in De Telegraaf: Voor franchisers breken onzekere tijden aan als formule failliet gaat
In de Financiële Telegraaf van 9 februari 2024 gaf Alex ...