Schending zorgplicht tast exoneratie aan
In een geschil over een beroep op exoneratiebeding in de franchiseovereenkomst door de franchisegever, is overwogen dat rekening gehouden dient te worden met de aard van de franchiseovereenkomst en de daaruit voortvloeiende zorgplicht van de franchisegever om voortdurend ondersteuning en bijstand te verlenen aan de franchisenemer. De rechtbank Oost-Brabant concludeerde dit in zijn vonnis van 23 april 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:2305 (X/Bodique).
De rechtbank overwoog dat een beroep op een exoneratiebeding niet kan slagen in het geval de schade is te wijten aan opzet of bewuste roekeloosheid (of van met de leiding van zijn bedrijf belaste personen) van degene die het beroep doet. In het bijzonder zal in aanmerking moeten worden genomen hoe laakbaar het verzuim dat tot aansprakelijkheid zou moeten leiden is geweest, wat de gevolgen van dit verzuim zijn en in hoeverre de daardoor ontstane schade eventueel door verzekering is gedekt. Bij de beoordeling of aan deze maatstaf wordt voldaan dient in deze zaak eveneens rekening te worden gehouden met de aard van de franchiseovereenkomst en de daaruit voortvloeiende zorgplicht van de franchisegever om voortdurend ondersteuning en bijstand te verlenen aan de franchisenemer, aldus de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat in de voorliggende casus de geconstateerde tekortkomingen geen blijk gaven van een zodanige laakbaarheid, dan wel bewuste roekeloosheid, dat haar beroep op het exoneratiebeding van de franchisegever naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Evenmin was gebleken dat de franchisegever haar zorgplicht gedurende de franchiseovereenkomst verzaakt had.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat er in deze kwestie niet voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst door de franchisegever een prognose verstrekt is, waarbij de rechtbank kennelijk bedoelt aan te geven dat er geen sprake is van de vraag of de franchisegever een precontractuele zorgplicht geschonden zou hebben. De rechtbank geeft aan dat de teleurstellende resultaten van de franchisenemer te wijten zijn aan tegenvallende bezoekersaantallen en/of hogere kosten dan voorzien, hetgeen voor rekening en risico van de franchisenemer komt.
Het belang van deze uitspraak is gelegen in het feit dat de aard van de franchiseovereenkomst en de daaruit voortvloeiende zorgplicht van de franchisegever, een beroep op het buiten toepassing laten van een exoneratiebeding door de franchisenemer, eerder lijkt te kunnen slagen, dan in andere contractuele verhoudingen. Anderzijds kan dus het niet (behoorlijk) naleven van de zorgplicht door de franchisegever verregaande consequenties hebben voor de geldigheid van een beroep op een exoneratiebeding, in de zin dat ene beroep op een exoneratiebeding eerder onaanvaardbaar zou kunnen zijn.
Mr A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl
Andere berichten
De franchise-voorovereenkomst; de precontractuele fase
Geregeld komt het voor dat franchisegever en franchisenemer een franchise-voorovereenkomst
Tijdig aanspreken van partijen bij problemen
Wat te doen wanneer u ongeregeldheden constateert in uw franchiserelatie? Het is steeds een afweging.
Exploitatieproblemen winkelcentra: positie huurder anders dan die van franchisenemer
Onlangs heeft ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad, zich uitgelaten omtrent de vraag
Vernietiging franchiseovereenkomst op grond van dwaling is een genuanceerde afweging
Recentelijk oordeelde de voorzieningenrechter te Rotterdam dat een franchisegever niet zonder meer verantwoordelijk
Wat is specifieke franchise-mediation en wanneer is mediation een optie?
Het komt voor in de beste huwelijken en ook in franchiserelaties: er ontstaat een verschil van mening.
Deal or no deal? De problematiek van de afgebroken onderhandelingen
Voordat een franchiseovereenkomst daadwerkelijk getekend wordt door een franchisegever en een franchisenemer