Rechter anticipeert op Wet franchise: geen verplichte formulewijziging (zonder drempelwaarde)
De rechtbank Amsterdam oordeelt in haar vonnis van 30 september 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4799, dat een franchisenemer van Blokker niet verplicht is tot vernieuwing van de winkel volgens de nieuwste formule-uitgangspunten, zoals door Blokker opgedragen is. Blokker heeft een nieuwe huisstijl ontwikkeld “Alles in Huis” en stelt dat de franchisenemer verplicht is over te gaan tot de daarmee gepaarde aanpassingen en gemoeide investeringen. Blokker had, gelet op die weigering door de franchisenemer, de franchiseovereenkomst niet mogen opzeggen. Daarbij wordt door de rechtbank uitdrukkelijk verwezen naar de nog niet in werking zijnde Wet franchise. Blokker wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot op de schade van de franchisenemer.
De rechtbank oordeelt dat de vraag, of de franchisenemer verplicht is de verbouwing uit te voeren, afhankelijk is van de afspraken die hierover zijn gemaakt bij het sluiten van de franchiseovereenkomst. In de franchiseovereenkomst zelf is hierover niets concreets opgenomen. De bepalingen in de franchiseovereenkomst, waarop Blokker zich heeft beroepen (die er kort gezegd op neerkomen dat de franchisenemer aanwijzingen van Blokker moet opvolgen en zijn winkel up to date moet houden), zijn niet concreet genoeg om aan de franchisenemer een dure verbouwing te kunnen opleggen.
Voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst hebben partijen gesproken over de wens van Blokker dat de winkel verbouwd moest worden. Hoe dit gesprek precies is verlopen kan niet worden vastgesteld. Uit de e-mails hierover, die op instigatie van de franchisenemer zijn opgesteld, kan weliswaar worden afgeleid dat Blokker enkel akkoord ging met uitstel van de verbouwing en niet met afstel, maar hierin is verder niets concreets opgenomen over bijvoorbeeld de kosten en de omvang van de verbouwing. Het is aan Blokker als franchisegever om ervoor zorg te dragen dat een verplichting als de onderhavige eenduidig wordt neergelegd in de franchiseovereenkomst, dan wel op een andere wijze, temeer nu het hier gaat om een verplichting met verregaande financiële consequenties, terwijl Blokker wist dat de financiële mogelijkheden van de franchisenemer beperkt waren. Blokker is hierin tekortgeschoten. Voldoende aannemelijk is dan ook dat de bodemrechter zal oordelen dat de opzegging door Blokker van de franchiseovereenkomst onregelmatig heeft plaatsgevonden en dat zij op die grond schadeplichtig is.
Dit voorshandse oordeel vindt steun in de (nieuwe) Wet franchise. De Wet franchise is weliswaar thans nog niet van kracht, maar daaruit (en uit de behandeling van die wet in het parlement) kan wel de – ook nu reeds geldende – algemene regel worden afgeleid dat een franchisegever zich als goed franchisegever jegens de franchisenemer dient te gedragen en vice versa. Franchisegever en franchisenemer hebben immers ook thans een (contractuele) relatie die mede door de redelijkheid en billijkheid wordt beheerst. De Wet franchise geeft een nadere invulling van die redelijkheid en billijkheid. In de Wet franchise kan ook steun worden gevonden voor het uitgangspunt dat de franchisegever bij het aangaan van de franchiseovereenkomst aan de franchisenemer tijdig informatie geeft over zijn financiële positie, voor zover deze redelijkerwijs van belang is bij het sluiten van die overeenkomst. Hierbij is door de wetgever in de memorie van toelichting vastgelegd dat de franchiserelatie intrinsiek ongelijkwaardig is en dat dit tot onredelijke en onwenselijke situaties kan leiden voor de franchisenemer.
Deze uitspraak illustreert het belang van artikel 7:921 BW van de Wet franchise. Dit artikel van de Wet franchise schrijft voor dat wijzigingen die de franchisegever wil doorvoeren in bepaalde gevallen mogelijk zijn. Voor franchisegevers is het kunnen doorontwikkelen van de formule vaak van groot belang. De formulering van het eenzijdig wijzigingsbeding in de franchiseovereenkomst is dus van groot belang.
Mr. A.W. Dolphijn – franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Ludwig & Van Dam in Distrifood over de toekomst van zelfstandig supermarktondernemers
Inmiddels staat bij veel winkeliers het water echter aan de ...
Geen standstill-periode bij voorafgaande samenwerking op basis van dezelfde formule
De rechtbank Den Haag heeft op 29 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20931, ...
Standstill periode: vier weken is en blijft vier weken!
Standstill periode: vier weken is en blijft vier weken! ...
Strikte toepassing standstill-periode
In een vonnis van de rechtbank Den Haag 8 november ...
Ludwig & Van Dam in De Telegraaf: Voor franchisers breken onzekere tijden aan als formule failliet gaat
In de Financiële Telegraaf van 9 februari 2024 gaf Alex ...
De gebonden franchisenemer
Soms wordt er gesproken over een gebonden franchisenemer. Het ...