Prijsbinding kent vele vormen

In deze rubriek is het fenomeen prijsbinding reeds vaker aan de orde gekomen. Kort gezegd gaat het dan om afspraken, impliciet of expliciet, die er toe leiden dat franchisenemers geen mogelijkheid hebben om van een door de franchisegever vastgestelde verkoopprijs, die aan hun klanten in rekening wordt gebracht, af te wijken. Ook al wordt in de praktijk vaak van adviesprijzen gesproken, wanneer het feitelijk onmogelijk is, bijvoorbeeld als gevolg van kassasoftware, vaste voorprijzingen, of dusdanige reclame-uitingen van franchisegevers zijde dat de franchisenemer daar redelijkerwijs niet meer van kan afwijken, dan is sprake van de gewraakte prijsbinding. Dat is een verboden gedraging op basis van de Mededingingswet en de Europese Groepsvrijstellingsverordening Verticale Samenwerking. In die verordening wordt prijsbinding als een zogenaamde hard-core restrictie aangemerkt, waarvoor geen ontheffing kan worden verkregen. Overtreding van deze regels kan met zich brengen dat de overeenkomst, in welk kader de prijsbinding plaatsvindt, nietig is. Nu de ratio van deze regeling natuurlijk is het beschermen van de consument, is het opleggen door franchisegever van maximumprijzen wel toegestaan, zij het dat die maximumprijzen dan weer niet zo laag mogen zijn dat de franchisenemer feitelijk geen ruimte meer heeft om van die prijzen in neerwaartse zin af te wijken. Iets dergelijks wordt indirecte prijsbinding genoemd.

Wanneer in een franchise-overeenkomst of een handboek met zoveel woorden is opgenomen dat er sprake is van, kort gezegd, vaste prijzen, dan is prijsbinding makkelijk vast te stellen. Een en ander wordt al moeilijker wanneer er sprake is van indirecte prijsbinding. Alsdan zal moeten worden bezien of en in hoeverre er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, voldoende marge voor de franchisenemer overblijft om van die maximumprijs af te kunnen wijken. Dat blijkt in de praktijk nog al eens lastig, met name in een situatie dat de franchisenemer niet zelf in staat is zijn winstmarges per product te berekenen. Dat laatste komt nog al eens voor bij organisaties die de franchisenemers niet zelfstandig hun inkoop laten bepalen. In veel gevallen ontvangen dergelijke franchisenemers pakketten producten, waarbij uit de facturatie daarvan niet blijkt welke prijs voor welk product wordt betaald. Er wordt “pakketgewijs” afgerekend. Daardoor weet de franchisenemer dus niet wat zijn inkoopprijzen zijn per product en kan hij dus ook niet sturen op de verkoopprijs. De marge per product is immers niet bekend. Al is in dergelijke situaties dan ook niet afgesproken tussen partijen dat er sprake is van een vaste verkoopprijs, dan toch kunnen dergelijke inkoopsystemen indirecte prijsbinding opleveren, met name wanneer het in de praktijk zo blijkt te zijn dat de marge van de franchisenemer in brede zin onder druk staat, hetgeen in zijn algemeenheid een argument is om dit soort discussies op te werpen.

De moraal van dit verhaal is dan ook dat in zijn algemeenheid te allen tijde dient te worden gewaakt voor het ontstaan of in het leven roepen van een prijsbindingsdiscussie. Deze kan echter ontstaan op een wijze die soms niet direct voor de hand ligt. Waakzaamheid is dus geboden.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Ludwig & Van Dam in De Nationale Franchisegids 2018

De basis van een franchiserelatie is de franchiseovereenkomst. Hierin staan een aantal voorwaarden waaraan partijen zich moeten houden.

Ludwig & Van Dam Advocaten standhouder (nr. 2) op de franchisebeurs Onderneem ’t! d.d. 19 & 20 april 2018

Voor meer informatie klik op onderstaande link:

Alex Dolphijn van Ludwig & Van Dam Advocaten geeft op 19 april 2018 op de franchisebeurs “Onderneem ’t!” een seminar over: “Rechtspositie franchisenemers verbeteren? Over trends en ontwikkelingen in wet- en regelgeving.”

Voor meer informatie klik op onderstaande link.

Zorgplicht franchisegever in de precontractuele fase

De rechtbank Limburg oordeelde op 6 april 2017, ECLI:NL:RBLIM:2016:2843, dat de franchisegever in de precontractuele fase een zorgplicht heeft jegens de aspirant- franchisenemer.

Franchisenemer ontloopt hoofdelijke aansprakelijkheid in privé

De rechtbank Rotterdam heeft in een vonnis van 28 maart 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:2913, geoordeeld over de vraag wat de betekenis is van de clausule in de franchiseovereenkomst waarin bepaald is dat

Ondeugdelijke prognose door ontbreken vestigingsplaatsonderzoek

De rechtbank Den Haag heeft op 21 maart 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:3348 geoordeeld dat een prognose van een franchisegever ondeugdelijk was, waardoor de franchisenemer gedwaald had en de franchisegever

Ga naar de bovenkant