Prijsbinding en concurrentiebeding
Franchiseovereenkomsten worden in toenemende mate beheerst door het vanuit Europa oprukkende mededingingsrecht. Ook in de dagelijkse franchisepraktijk wordt daarmee nog niet altijd voldoende rekening mee gehouden. Een voorbeeld daarvan is het opleggen van vaste prijzen.
Recentelijk heeft de rechtbank in dit verband in kort geding bevestigd dat de franchisegever geen vaste (minimum) prijzen mag opleggen aan zijn franchisenemers. Dat is in strijd met het mededingingsrecht. Reclame acties mits die aan bepaalde voorwaarden voldoen, uitgezonderd. Het is daarbij in beginsel niet relevant wat het marktaandeel van de organisatie is. Ook kleine franchiseorganisaties vallen dus onder dit verbod. Het structureel opleggen van vaste prijzen is dus altijd verboden. Dit geldt ook als deze minimumprijzen in onderling overleg met de franchisenemers tot stand zijn gekomen.
Afspraken over maximumprijzen zijn in beginsel wel toegestaan omdat deze de mededinging niet beperken. Voor zover maximumprijzen op een dermate laag niveau liggen dat deze feitelijk een minimumprijs inhouden omdat de franchisenemer als hij onder deze maximumprijs verkoopt alleen met verlies kan verkopen, zou men mogelijk eveneens over een verboden prijsafspraak kunnen spreken.
Het gevolg van een dergelijk verboden afspraak kan zijn dat de gehele franchiseovereenkomst nietig wordt verklaard, hetgeen in de bovengenoemde uitspraak ook geschiedde. De consequenties daarvan zijn veelal niet te overzien. Zo is bijvoorbeeld ook het in de franchiseovereenkomst vaak opgenomen concurrentiebeding dan nietig en kan de franchisenemer mogelijk een vordering indienen bij de franchisegever uit hoofde van onverschuldigde betaling.
In franchiseverhoudingen dient de franchisenemer in beginsel dus altijd vrij te worden gelaten in het bepalen van de minimum verkoopprijs van zijn produkten en/of diensten.
Bovenstaande laat uiteraard onverlet dat de franchisegever wel prijsadviezen mag geven. Men doet er echter verstandig aan altijd vast te leggen dat het de franchisenemer vrij staat daarvan af te wijken.
Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies
Andere berichten
Artikel De Nationale Franchisegids: “Rechter stelt franchisenemers Domino’s opnieuw in het gelijk” – d.d. 3 september 2019 – mr. R.C.W.L. Albers
Begin 2018 hebben nagenoeg alle franchisenemers van Domino’s en de Vereniging van Domino’s Pizza Franchisenemers een tweetal kwesties aan de rechter te Rotterdam voorgelegd.
Artikel De Nationale Franchisegids: “De tussentijdse beëindiging van de franchiseovereenkomst” – 12 augustus 2019 – mr. J.A.J. Devilee
Een franchiseovereenkomst kan op vele manieren tussentijds eindigen.
Artikel De Nationale Franchise Gids: “Kamervragen gesteld over (schijn-)zelfstandigheid franchisenemers” – d.d. 24 juli 2019 – mr. M. Munnik
Over de zogenaamde schijnzelfstandigheid binnen de verhouding tussen franchisegever en franchisenemer zijn onlangs Kamervragen gesteld.
Artikel Franchise+: “Met onze franchiseformule gaat u bergen goud verdienen.” d.d. 10 juli 2019 – mr. A.W. Dolphijn
Het onderscheid tussen toelaatbare aanprijzingen en misleidende informatie blijft een grijs gebied, ondanks de wetgeving hierover.
Franchisenemer mag assortiment vreemd inkopen na verplichte formulewijziging – 6 juni 2019 – mr. J.A.J. Devilee
De rechtbank Oost-Brabant heeft zich onlangs in kort geding gebogen over een belangwekkende kwestie waarin een franchisenemer geheel onvrijwillig een alternatieve formule opgedrongen heeft gekregen.
Hoe behoud ik mijn vestigingsplaats? – 6 juni 2019 – mr. K. Bastiaans
Voor franchisegevers en franchisenemers is, met name in de detailhandel, de vestigingsplaats van groot belang.