Prijsbinding: altijd nietigheid?

Door Gepubliceerd Op: 06-12-2010Categorieën: Uitspraken & actualiteitenLabel: , ,

Gerechtshof Den Haag

Het gerechtshof in Den Haag heeft enige tijd geleden geoordeeld dat beïnvloeding van het prijsniveau waarvoor franchisenemer de producten verkoopt aan de consument vatbaar kan zijn voor mededingingsrechtelijke aantasting van het franchisecontract indien er door de franchisegever beoogd is het prijsniveau voor de verkoop aan consumenten te beïnvloeden.

In de franchiseovereenkomst tussen franchisegever en franchisenemer is vastgelegd dat de franchisenemer de verplichting heeft de producten in kwestie niet op een misleidende wijze aan te bieden, of te verkopen tegen bodemprijzen, speciale prijzen en/of actieprijzen. In beginsel is een dergelijk beding niet toegestaan. Het gerechtshof overweegt dan ook dat voorshands hieruit afgeleid kan worden dat kennelijk is beoogd het prijsniveau voor de wederverkoop te beïnvloeden. Het hof geeft aan dat de Europese Commissie ten aanzien van vergelijkbare beperkingen in een zaak betreffende exclusieve distributie de conclusie heeft, zelfs zonder dat expliciet op objectief wordt vastgesteld vanaf welk niveau sprake is van bodemprijzen, speciale prijzen of actieprijzen, de autonomie van de distributeur(franchisenemer) om kortingen toe te kennen, daardoor wordt beperkt, in vergelijking met een situatie waarin zij haar prijs volledig vrij kan vaststellen. De mededinging wordt daardoor vervalst of beperkt.

Vervolgens overweegt het hof wat de invloed op de marktwerking van de afspraak in kwestie inhoudt. Opmerkelijk genoeg stelt het hof vast dat “niet of nauwelijks een inhoudelijk debat over deze punten is gevoerd”. Nu hier ter zake van niets is gesteld, kan het hof dan ook niet tot een oordeel komen met betrekking tot het op zich zeer relevante punt.

Conclusie: indien aannemelijk was gemaakt dat prijsbeïnvloeding zou hebben geleid tot verstoring van de werking van markt en/of van het functioneren van partijen, dan zou nietigheid voor de hand hebben gelegen. Prijsbinding is immers in alle gevallen niet toegelaten, laat staan als dit toch is vastgelegd in het franchisecontract. De benadeelde partij had zich ook op een per séverbod kunnen beroepen, inhoudende dat inhoudelijke beoordeling niet verder noodzakelijk was, nu prijsbinding overeengekomen bleek – en niet is toegestaan.

 

Mr Th.R. Ludwig – Franchise advocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies Wilt u reageren? Mail naar ludwig@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Alex Dolphijn in het Financiële Dagblad over het arrest van de Hoge Raad inzake Street-One

Franchisegevers eerder aansprakelijk bij foute prognoses Franchisenemers kunnen hun moederorganisatie voortaan makkelijker aansprakelijk stellen voor ondeugdelijke winst en omzetprognoses.

Column Franchise+ – mr. Th.R. Ludwig: “Leveringsstop door franchisegever wederom niet toegestaan”

Opnieuw heeft de president in kort geding zich uitgelaten over de vraag of een leveringsstop van een franchisegever jegens de franchisenemer was toegestaan, waarbij de franchisenemer een forse

De bedrijfsleider (werknemer) die franchisenemer wordt – fictieve dienstbetrekking?

Op 14 december 2016 heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2016:11031 (Werkneemster/Espresso Lounge) zich gebogen over de situatie waarbij een werkneemster een

De Hoge Raad stelt zware eisen aan franchiseprognoses

Een uitspraak van de Hoge Raad van vrijdag jl. werpt nieuw ligt op het verstrekken van winst- en omzetprognoses aan aspirant-franchisenemers.

Door Ludwig en van Dam|28-02-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , , |
Ga naar de bovenkant