Post concurrentiebeding bij hard franchising

De kort gedingrechter van de rechtbank Amsterdam deed op 1 augustus 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:8010, een uitspraak over de vraag of een franchisenemer gehouden was aan een postcontractueel concurrentieverbod.

Een franchisenemer vordert ontheffing van het postcontractuele concurrentieverbod, kennelijk om na afloop van de franchiseovereenkomst de onder eigen naam door wilde exploiteren op hetzelfde vestigingspunt.

Vastgesteld is dat de franchisenemer voornemens is om, behoudens het voeren van een nieuwe naam op dezelfde locatie, de exploitatie voort te zetten met een andere entiteit. Dit is echter nu juist hetgeen wat de franchisegever met het post concurrentieverbod heeft beoogd te voorkomen.

De franchisegever heeft volgens de rechter voldoende aannemelijk gemaakt dat de franchiseformule kwalificeert als ‘hard franchise’ en dat de uniformiteit, identiteit, imago en naamsbekendheid een grote rol spelen, anders dan in enkele andere uitspraken waar sprake was van ‘soft franchise’ waarin die kenmerken geen rol speelden. Zie bijvoorbeeld rechtbank Midden-Nederland 13 januari 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:191, rechtbank Overijssel 22 juni 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:2914, rechtbank Overijssel 21 september 2016 ECLI:NL:RBOVE:2016:3742 en rechtbank Gelderland 16 februari 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1875.

De franchisegever heeft al met al een zwaarwegend belang bij het behoud, althans het kunnen beschermen van de met haar franchiseformule gemoeide knowhow, identiteit en reputatie. Gelet op het voorgaande is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 lid 2 BW dan ook niet onaanvaardbaar dat de franchisegever de franchisenemer houdt aan het postcontractueel concurrentieverbod.

Dit alles brengt mee dat de franchisegever de franchisenemer onverkort kan houden aan het non-concurrentiebeding (het postcontractueel concurrentieverbod) en dat het de franchisenemer daarom – kort gezegd – niet is toegestaan om, gedurende de periode van één jaar na afloop van de franchiseovereenkomst, op de locatie van het vestigingspunt activiteiten te ontplooien die gelijk(soortig), en/of concurrerend zijn aan/met de activiteiten van de franchisegever, althans op voornoemd adres activiteiten te ontplooien die gelijk(soortig) zijn aan de door de franchisenemer in het kader van de franchiseovereenkomst uitgeoefende activiteiten. De vordering in conventie zal dan ook worden afgewezen.

mr. A.W. Dolphijn
Ludwig & Van Dam advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Mail dan naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Franchisegever verplicht tot verlenging franchiseovereenkomst

De rechtbank Rotterdam heeft op 6 september 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:6975 (Misty /Bram Ladage) geoordeeld dat de weigering tot verlenging van een franchiseovereenkomst door een franchisegever

De (on)geldigheid van een postcontractueel concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst: analogie met arbeidsrecht?

De rechtbank Gelderland heeft op 5 september 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4565 een vonnis gewezen over onder meer de vraag of Bruna als franchisegever een beroep kon doen op het verbod voor een

Column Franchise+ – mr. J Sterk: “Rechtbank veroordeelt fastfoodketen tot verlenging franchiseovereenkomst

De zaak speelt begin dit jaar. De franchisenemer weigert al jaren de bij verlenging aangeboden nieuwe franchiseovereenkomst te ondertekenen aangezien deze een verslechtering van zijn rechtspositie met

Door Jeroen Sterk|01-09-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Geen geldig non-concurrentiebeding voor franchisenemer

Op 18 november 2016 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2016:7754, een vonnis gewezen in de kwestie waarbij aan de orde was of de franchisenemer gehouden

Franchise & Recht nr. 5 – Wet Acquisitiefraude en franchising

Per 1 juli 2016 is de Wet Acquisitiefraude ingevoerd. Hiermee zijn onder meer wijzigingen aangebracht in artikel 6:194 BW.

Door Ludwig en van Dam|10-08-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , , |

Moet een franchisenemer een nieuw model-franchiseovereenkomst accepteren?

De rechtbank Rotterdam heeft op 31 maart 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2457 in kort geding geoordeeld over de vraag of franchisegever Bram Ladage de franchiseovereenkomst met haar franchisenemer had

Ga naar de bovenkant