Opzegging van een franchiseovereenkomst
Opzegging van een franchiseovereenkomst
Franchiseovereenkomsten worden meestal voor een bepaalde tijd gesloten. In sommige franchiseovereenkomsten is bepaald dat de franchiseovereenkomst stilzwijgend vernieuwd of verlengd wordt met een bepaalde periode. Het gebruik van de opzeggingsmogelijkheid (van een vernieuwde of verlengde franchiseovereenkomst) kan een bron van een geschil zijn. De Voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant oordeelde op 15 december 2014 (ECLI:NL:RBOBR:2014:8133) in een geschil over de opzegging van een franchiseovereenkomst. Naar voorlopig oordeel was de franchiseovereenkomst conform de franchiseovereenkomst opgezegd en was er geen aanleiding om een voorschot op een schadevergoeding toe te kennen.
De franchiseovereenkomst bepaalde dat de franchiseovereenkomst tegen het einde van ieder kalenderjaar opgezegd kon worden met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. De franchisegever had per brief 10 juli 2014 de franchiseovereenkomst opgezegd tegen 31 december 2014. Naar voorlopig oordeel was de franchiseovereenkomst conform de franchiseovereenkomst opgezegd, aldus de voorzieningenrechter.
Verder oordeelde de voorzieningenrechter dat er geen aanleiding was om een schadevergoeding toe te kennen. Voor de vraag of de franchisegever in redelijkheid geen gebruik had kunnen maken van de opzeggingsmogelijkheid of een langere opzegtermijn had moeten hanteren waardoor de franchisegever schadeplichtig zou zijn, is nader onderzoek vereist. Het kort geding is daar volgens de voorzieningenrechter niet geschikt voor.
De franchisenemer had vier rechtspersonen gedagvaard waarvan de franchisenemer stelde dat deze allen onderdeel waren van dezelfde (distributie)keten. De franchiseovereenkomst was echter gesloten met slechts één van deze vier rechtspersonen. De voorzieningenrechter volgde de franchisenemer niet in haar betoog om vereenzelviging of doorbraak van aansprakelijkheid aan te nemen voor de overige drie gedaagden. Het enkele feit dat de vier partijen kantoorhouden op hetzelfde adres of dezelfde (indirecte) bestuurders hebben, is onvoldoende.
Uit deze uitspraak blijkt maar weer eens dat in kort gedingprocedures vaak wordt aangesloten bij de strikte tekst van de franchiseovereenkomst.
Mr A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Artikel Franchise+: “Hoever reikt de bescherming van een non-concurrentiebeding?” – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 8 maart 2022
Een franchisegever investeert veel tijd, energie en geld in haar ...
Franchisenemer omzeilt non-concurrentiebeding via partner – mr. R.C.W.L. Albers – d.d. 24 februari 2022
In een recente kwestie poogde een franchisegever op het gebied ...
Artikel De Nationale Franchise Gids: “Wijzigen franchiseformule is mogelijk” – mr. T. Meijer – d.d. 8 februari 2022
Veel franchiseformules zijn blijvend in ontwikkeling. Bij deze ontwikkeling geldt ...
Corona rechtvaardigt het halveren van de franchise fee – mr. R.C.W.L. Albers – d.d. 1 februari 2022
In een recente uitspraak van het gerechtshof Amsterdam heeft het ...
Kan een franchisegever de tussentijds de franchise fee verhogen en formule wijzigen? – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 21 januari 2022
Een franchisegever moet de franchiseformule van tijd tot tijd kunnen ...
Franchiseovereenkomst met vrije PLUS-ondernemer opgezegd – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 19 januari 2022
Het komt niet vaak voor dat een supermarktorganisatie een overeenkomst ...