Opschorten van betalingen, mag dat zo maar?

Opschorten is aan de orde wanneer een schuldenaar de nakoming van zijn verplichtingen (tijdelijk) uitstelt, omdat hij een tegenvordering heeft op zijn schuldeiser, die zijn schuldeiser nog moet voldoen.

Opschorting kan in vele vormen plaatsvinden, zoals de garagehouder die een auto na groot onderhoud niet teruggeeft aan een klant, omdat de rekening niet is betaald. Toch is meest gebruikelijk dat betalingsverplichtingen worden opgeschort. Bijvoorbeeld de franchisenemer die zijn franchisefee niet afdraagt, omdat de franchisegever bepaalde afspraken uit de franchiseovereenkomst nog niet is nagekomen.

De vraag is of opschorting zonder meer is toegestaan? Het korte antwoord is: nee, dat mag niet zo maar. Het opschorten van betalingen is slechts mogelijk in bijzondere gevallen.
Het recht om op te schorten is in geregeld artikel 6:52 van het Burgerlijk Wetboek. In dit artikel is een aantal vereisten opgenomen waaraan de opschorting moet voldoen, de belangrijkste komen hier aan bod.

Allereerst moet degene die zijn verplichtingen wil opschorten een opeisbare vordering hebben op zijn schuldeiser en er moet tussen die vordering en zijn eigen zijn verplichting voldoende samenhang bestaan. Van samenhang is bijvoorbeeld sprake wanneer de beide verplichtingen uit dezelfde overeenkomst voortkomen, zoals de bijvoorbeeld uit de franchiseovereenkomst op basis van welke overeenkomst de franchisenemer fee betaalt aan de franchisegever en de franchisegever een dienst levert aan de franchisenemer.

Een ander belangrijk vereiste is dat de opschorting ‘gerechtvaardigd’ moet zijn. Dat betekent zoveel dat alleen mag worden opgeschort, wanneer dit redelijk en billijk is. Of een opschorting redelijk en billijk is afhankelijk van de feitelijke situatie. Ga in ieder geval niet over tot opschorting, wanneer de niet-nakoming door de franchisegever van veel kleinere omvang is dan de nakoming van de eigen (financiële) verplichtingen.

Zodra aan de wettelijke vereisten is voldaan, en een beroep op opschorting is toegestaan, kunt u in een franchiserelatie in een brief aan uw franchisegever bekend maken dat u pas uw verplichtingen zult nakomen, nadat de franchisegever zijn verplichtingen is nagekomen. De opschorting is dan een feit en stopt wanneer de franchisegever aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

Bij dit alles is goed om te realiseren wat de gevolgen kunnen zijn, indien u onbevoegd opschort. In geval u zich op opschorting beroept, maar dit achteraf niet blijkt te voldoen aan de eisen, dan pleegt u wanprestatie tegenover uw franchisegever. Controleer ook altijd even of de franchiseovereenkomst een beroep op opschorting niet heeft uitgesloten. Overtuig uzelf er altijd van dat opschorting terecht is, zodat u niet zelf schadeplichtig wordt!

Andere berichten

Arbitrage binnen franchise: een te hoge drempel? – mr. M. Munnik

Bij het aangaan van een overeenkomst is het voor partijen mogelijk – in afwijking van de wet - om een bevoegde rechter aan te wijzen. Dit geldt ook voor de franchiseovereenkomst. Van deze mogelijkheid

Beroep franchisenemer op dwaling wegens ondeugdelijke prognoses en gebrek aan ondersteuning verworpen – d.d. 25 april 2019 – mr. K. Bastiaans

Het Hof ’s-Hertogenbosch oordeelde (ECLI:NL:GHSHE:2019:697) over de vraag of het enkele feit dat prognoses niet zijn uitgekomen, de conclusie rechtvaardigt dat de franchisenemer tekort is gedaan...

Door mr. K. Bastiaans|25-04-2019|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Artikel De Nationale Franchise Gids: “Steeds meer bescherming tegen ronselen franchisenemers” – d.d. 2 april 2019 – mr. A.W. Dolphijn

Steeds vaker blijkt dat geronselde franchisenemers beschermd kunnen worden op basis van de Wet Acquisitiefraude.

Door Alex Dolphijn|02-04-2019|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Uitspraken & actualiteiten|Label: |

De franchisenemersvereniging en de binding van franchisenemers – Contracteren 2019, nr. 1

Een bijdrage over veelvoorkomende bepalingen in franchiseovereenkomsten waarbij is bepaald dat een franchisenemer verplicht lid is van een franchisenemersvereniging.

Misleiding bij de werving van een franchisenemer?

Een uitspraak over de vraag of de franchisegever bij de werving van een franchisenemer een onjuiste voorstelling van zaken gegeven had.

Franchisegever aansprakelijk voor prognoses afkomstig van derde – d.d. 6 maart 2019 – mr. M. Munnik

Volgens vaste rechtspraak handelt een franchisegever onrechtmatig jegens haar franchisenemer wanneer een franchisegever zelfstandig op onzorgvuldige wijze onderzoek uitvoert en als gevolg daarvan...

Ga naar de bovenkant