Ontwikkelingen in mededingingsrecht

Enige tijd geleden heeft de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) een baanbrekende uitspraak gedaan die voor alle franchise-organisaties in Nederland van groot belang is.
Franchise-overeenkomsten zijn aan te merken als verticale overeenkomsten, hetgeen wil zeggen dat het overeenkomsten betreft tussen ondernemingen die werkzaam op verschillende niveaus in de bedrijfskolom. Het mededingingsrecht voor deze verticale samenwerkingsrelaties, zoals, uit het voorgaande volgt, iedere franchise-organisatie uit de aard der zaak behoort te zijn, wordt in de eerste plaats gedomineerd door het marktaandeel van de desbetreffende franchise-organisatie op de “relevante markt”.

Het begrip “relevante markt” is een niet geheel eenduidig begrip, doch dient in ieder geval onderscheiden te worden in enerzijds de relevante produktmarkt en anderzijds de relevante geografische markt. Kort gezegd, omvat de relevante produktmarkt, de produkten en /of diensten die op grond van hun kenmerken, prijzen en het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, door de eindgebruiker dan wel afnemer als onderling verwisselbaar of substitueerbaar worden beschouwd. De relevante geografische markt daarentegen is het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag naar en het aanbod van goederen of diensten, waarbinnen de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat daar duidelijke afwijkende concurrentievoorwaarden heersen.1

Bij voornoemd besluit van de Nma heeft de zogenaamde “de minimis-bekendmaking” een doorslaggevende rol gespeeld. In de “de minimis-bekendmaking” (die in deze artikelenreeks reeds vaker aan de orde is gekomen) is bepaald dat er in het kader van verticale overeenkomsten geen sprake is van merkbaarheid indien het marktaandeel op de relevante markt niet groter is dan 15 % en voorts de overeenkomst geen zogenaamde “hard-core restricties” bevat.

1. Bekendmaking van de Commissie van 9 december 1997 inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijk mededingingsrecht, Pb 1997, C-372/05.
Voornoemde uitspraak heeft tevens gevolgen voor bepalingen op onder meer het gebied van exclusieve afname en non-concurrentie. De mogelijkheden in dat kader voor franchise-organisaties kunnen aanzienlijk worden verruimd. In één van de komende artikelen zal hier uitvoeriger bij worden stilgestaan.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Eigen prognose wel gehaald, dan franchisegever niet aansprakelijk

In een recente kwestie die voorlag bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ...

Bijdrage mr. A.W. Dolphijn in het tijdschrift Contracteren 2022, nr. 1 – De standstillperiode bij het aangaan van de franchiseovereenkomst

In het tijdschrift Contracteren is een bijdrage van mr Dolphijn ...

Ga naar de bovenkant