Ontruiming franchisenemer van het gehuurde in kort geding
Het gerechtshof Den Haag heeft op 22 december 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:4103) het kort gedingvonnis in eerste aanleg vernietigd, waarbij – ondanks een forse en langdurige betalingsachterstand van de franchisenemer – de gevorderde ontruiming van het gehuurde afgewezen was. Dit kort gedingvonnis in eerste aanleg becommentarieerde ik reeds. Zie http://tinyurl.com/lobgb3s.
De kwestie betrof het volgende. Een franchisegever heeft een autowasstraat ter exploitatie ter beschikking gesteld, onder de formule van de franchisegever. De franchisenemer liet een grote betalingsachterstand ontstaat, waarna de franchisegever in kort geding onder meer ontruiming van de autowasstraat vorderde, nu de franchisegever de franchiseovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden had. In eerste aanleg werd geoordeeld dat er sprake is van een huurovereenkomst van bedrijfsruimte ex artikel 7:290 lid 2 BW en dat het daarom – gelet op de huurbescherming – niet is toegestaan de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, zoals de franchisegever gedaan had. De voorzieningenrechter komt niet toe aan de beoordeling of er sprake is van een tekortkoming op andere aspecten van de franchiseovereenkomst.
Het gerechtshof stelt vast dat de franchiseovereenkomst tussen partijen mede ziet op het gebruik van een terrein met daarop een wasstraat en een gebouw die dienstig zijn aan de te exploiteren franchiseformule. Het gaat onmiskenbaar om een huurovereenkomst van een bedrijfsruimte, zo al niet in de zin van artikel 7:290 BW, dan toch tenminste in de zin van artikel 7:230a BW. Het gerechtshof verwijst dienaangaande naar het arrest van de Hoge Raad van 11 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014, 899). Het gerechtshof is voorshands van oordeel dat beide aspecten van de overeenkomst zo nauw met elkaar samenhangen dat het ene niet zonder het andere kan, waarbij het huurelement in de franchiseovereenkomst niet van ondergeschikte betekenis is. Dit betekent dat op, grond van artikel 6:215 BW, de dwingendrechtelijke huurbepalingen op de franchiseovereenkomst van toepassing zijn ontbinding van de overeenkomst buiten de rechter om niet mogelijk is. Tot zo ver volgt het gerechtshof het vonnis in eerste aanleg.
Het gerechtshof acht aannemelijk dat er onder andere sprake is van een forse en langdurige betalingsachterstand. Daarnaast verzaakt de franchisenemer om steeds het wekelijkse aantal wassingen door te geven, waardoor de franchisegever de mogelijkheid wordt ontnomen de hoogte van de franchisevergoeding te berekenen. Dit levert een tekortkoming op in de nakoming van de franchiseovereenkomst tussen partijen. Uitgangspunt is dat iedere wanprestatie grond vormt voor ontbinding van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming vanwege haar bijzondere aard of geringe betekenis in de gegeven omstandigheden de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het gerechtshof is van oordeel dat de tekortkoming dusdanig ernstig is dat de bodemrechter naar alle waarschijnlijkheid de franchiseovereenkomst (inclusief de huurovereenkomst) tussen partijen zal ontbinden. Daarom wordt de vordering tot ontruiming van het gehuurde en staking van de exploitatie in dit hoger beroep van het kort geding alsnog toegewezen.
Ondanks de wettelijke onmogelijkheid om een huurovereenkomst van een locatie zonder oordeel van de bodemrechter te ontbinden, kan de verhuurder onder omstandigheden in kort geding alvast de ontruiming van het gehuurde vorderen. In kort geding zal dan een inschatting gemaakt worden van het oordeel dat een bodemrechter zal hebben. Naarmate de wanprestatie van de franchisenemer ernstiger is, zal in kort geding de kans op toewijzing van de gevorderde ontruiming groter zijn. Daarbij kan, naast het bestaan van een betalingsachterstand (in huurpenningen), ook het verzaken van andere verplichtingen uit de franchiseovereenkomst van belang zijn, zoals het beschadigen van de goede naam van de franchiseformule.
Mr A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Verplichte (marktconforme) inkoopprijzen voor franchisenemers
In hoeverre kan een franchisegever afspraken wijzigen over de (marktconforme) inkoopprijzen van de goederen die de franchisenemers verplicht zijn in te kopen?
Bestuurdersaansprakelijkheid van een franchisenemer na falend beroep op ondeugdelijke prognose.
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 11 juli 2017 een beslissing genomen over de vraag of de franchisegever met succes de bestuurder van een b.v. kon aanspreken voor het niet-nakomen van de
Aansprakelijkheid accountant voor opgestelde prognose?
In een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 juli 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3153, was aan de orde dat franchisenemers de accountant van de franchisegever verweten aansprakelijk te zijn
Hoe ver strekt de zorgplicht van de bank?
In de rechtspraak is enige tijd geleden de vraag aan de orde geweest wat de positie van de bank is in de driehoeksverhouding franchisegever – bank – franchisenemer.
Bewijslastomkering bij prognose als misleidende reclame?
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in een kort gedingvonnis van 15 juni 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3833, geoordeeld over een vordering tot (onder meer) schorsing van het non-concurrentiebeding.
Boete voor franchisegever omdat aspirant-franchisenemer vreemdeling is
De Raad van State heeft op 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1815, beslist over de vraag of bij de (voorgenomen) samenwerking tussen een franchisegever en een aspirant-franchisenemer, de franchisegever