Ontbinding franchiseovereenkomst rechtvaardigt ontbinding samenhangende leaseovereenkomst
Rechtbank Gelderland
Bij vonnis van 22 januari 2014 (ECLI:NL. RBGEL: 2014: 377) komt de rechtbank Gelderland tot een voor de franchisepraktijk opmerkelijk vonnis inzake de met een franchiseovereenkomst samenhangende leaseovereenkomst tussen verschillende partijen.
Kort samengevat bevestigt de rechtbank het beroep op ontbinding van de franchiseovereenkomst door de franchisenemer wegens wanprestatie. Tegelijkertijd met de franchiseovereenkomst werd door franchisenemer een leaseovereenkomst aangegaan met betrekking tot zogenoemde cardioscanapparatuur. Hoewel de leaseovereenkomst met een zelfstandige leasemaatschappij werd aangegaan en in de franchiseovereenkomst nota bene nadrukkelijk werd bepaald dat onverlet de beëindiging van de franchiseovereenkomst de leaseovereenkomst zou voortduren, komt de rechtbank toch tot een andersluidend oordeel.
Doordat de leasemaatschappij, zonder zich van de feitelijke situatie te vergewissen, toestond dat binnen een betrekkelijk korte periode een groot aantal leaseovereenkomsten werden gesloten, heeft zij door dit stilzitten het risico aanvaard dat de betrokken tussenpersonen de verwachting zouden wekken dat het ging om een totaalpakket in combinatie met een franchiseovereenkomst. Bijkomend speelde nog dat de leasemaatschappij verklaarde op de hoogte te zijn van betalingsproblemen van de franchisegever. Zodoende komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van dusdanig samenhangende overeenkomsten dat de ontbinding van de franchiseovereenkomst ook kan leiden tot ontbinding van de leaseovereenkomst.
Tevens passeert de rechtbank daarbij een beroep op de algemene voorwaarden ter zake het uitsluiten van de opschortingsbevoegdheid van de leasetermijnen wegens het onredelijk bezwarend karakter daarvan.
De rechtbank dicht in dit vonnis aldus een deel van de zorgplicht toe aan de leasemaatschappij en verwijt deze in het geheel een te passieve houding te hebben aangenomen, welke uiteindelijk ontbinding rechtvaardigt. In feite wordt hiermee een verlengde zorgplicht geconstrueerd ten laste van diegene die eveneens baat hebben bij de franchiseverhouding.
Nu in toenemende mate bedrijfsmiddelen ten behoeve van de exploitatie van franchiseondernemingen worden geleased in plaats van aangeschaft met een bancair krediet, vergt dit aldus een actievere houding van de leasemaatschappij. De vraagt dringt zich daarbij op in hoeverre een dergelijke aansprakelijkstelling ook zou kunnen worden doorgetrokken naar andere financiers van franchise exploitaties. De lijn is immers dun tussen een leasemaatschappij en andere financiers. Ook van andere financiers mag onder omstandigheden een actieve houding worden verwacht in relatie tot de franchisepropositie en de aan te gane financiële verplichtingen, al dan niet in relatie tot prognoses en/of de financiële gegoedheid van de franchisegevende organisatie. Anderszins kan dogmatisch ook wel het nodige worden afgedongen op de nogal verstrekkende redenering van de rechtbank Gelderland.
Mr J. Sterk – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten,franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar sterk@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Franchisegever in de zorg is geen zorgaanbieder
De Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg (WKKGZ) schept de mogelijkheid dat van overheidswege maatregelen worden opgelegd aan zorginstellingen om de benodigde kwaliteit van de zorg te waarborgen.
Het klantenbestand van de franchisenemer
Als de samenwerking tussen een franchisenemer en een franchisegever eindigt, kan de vraag opkomen wie de klanten zal blijven bedienen.
De herstructurering binnen de formules van Intergamma in juridisch perspectief
De juridische werkelijkheid is soms weerbarstiger dan de feitelijke. De geruchtmakende kwestie bij Intergamma is daar een mooi voorbeeld van.
Openstaande vacature: advocaat-medewerker en/of advocaat-stagiair!
In verband met het vertrek van een van onze collega's zijn wij op zoek naar een nieuwe advocaat-medewerker of advocaat-stagiair. Geïnteresseerd?
Non-concurrentiebeding bij verkoop franchiseonderneming
Hoe scherp dient een non-concurrentiebeding te zijn bij de verkoop van een franchiseonderneming aan de franchisegever? Die vraag was aan orde in een geschil waarin de rechtbank Gelderland op
Franchisegever faalt met beroep op non-concurrentiebeding
Alhoewel een non-concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst geldig geformuleerd is, kan er toch een situatie ontstaan die dermate diffuus is dat de franchisegever er geen beroep op kan doen.