Non-concurrentiebeding
In franchise-overeenkomsten wordt meer dan eens een beding van non-concurrentie opgenomen met betrekking tot de periode nadat de franchise-overeenkomst is beëindigd. Veelal is die periode een jaar na contractsbeëindiging en dient de betrokken franchisenemer zich in die periode, kort gezegd, te onthouden van activiteiten die concurrerend zijn met de activiteiten van de franchise-organisatie. Zoals onder meer in deze rubriek aan de orde geweest, dienen dergelijke non-concurrentiebedingen aan diverse regels te voldoen. Zo dient het non-concurrentiebeding te passen in het mededingingrechtelijke regime waarin de franchise-organisatie zich, mede afhankelijk van haar marktaandeel, bevindt.
Voorts dient het non-concurrentiebeding de civielrechtelijke redelijkheidstoets te doorstaan. Elk van die onderwerpen kan diverse bijdragen als deze vullen. In deze bijdrage wordt onder de aandacht gebracht dat non-concurrentiebedingen te allen tijde uiterst zorgvuldig dienen te worden geformuleerd en dat bij het formuleren van een non-concurrentiebeding het de franchisegever evenzo nauwkeurig voor ogen dient te staan wat daarmee wordt beoogd, met name welke activiteiten nu precies gedurende de periode na contractsbeëindiging dienen te worden verboden. Recente rechtspraak leert weer eens dat de rechter een non-concurrentiebeding, overigens ontleend aan de arbeidsrechtelijke praktijk, uiterst restrictief interpreteert en het beding bij de beoordeling daarvan op grammaticale wijze ontleedt. Het volstaat in zijn algemeenheid dus niet om een non-concurrentiebeding “uit te leggen”, te handelen “in de geest” van het in het non-concurrentiebeding bepaalde of iets dergelijks. Wil een non-concurrentiebeding de beoogde werking hebben, dan zal daarin letterlijk grammaticaal en taalkundig dienen te zijn bepaald wat er met het beding wordt beoogd. Het is derhalve zaak u zich vooraf daarvan terdege van te vergewissen, om onaangename verrassingen achteraf te voorkomen.
Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies
![](https://ludwigvandam.megaconcept.nl/wp-content/uploads/2020/12/232court-min-400x222.jpg)
Andere berichten
Master-franchising: een dubbele afhankelijkheid
Diverse franchise-organisaties in Nederland zijn gebaseerd op een zogeheten master-franchiseconstructie
De mogelijkheden betreffende het vorderen van huurvermindering dan
In navolging van eerdere verschenen artikelen van mijn hand zal ik in het onderstaande wederom een huurrechtelijke kwestie behandelen.
Fictieve dienstbetrekkingsperikelen
Een blijvend punt van aandacht dient in franchiseverhoudingen te allen tijde te zijn de vraag of in de franchiseverhouding
Recente ontwikkelingen betreffende verticale prijsbinding
Door de bestuursrechter van de Rechtbank te Rotterdam is op 13 februari 2004 een uitspraak gedaan tussen Secon Group B.V.
Huurprijswijziging
In navolging van eerdere verschenen artikelen van mijn hand zal ik in het onderstaande wederom een huurrechtelijke kwestie behandelen.
Mededinging en merkbaarheid: recente ontwikkelingen
De president van de rechtbank Arnhem heeft zich in kort geding zeer recent weer eens gebogen over enige mededingingsrechtelijke kwesties