Non-concurrentiebeding
In franchise-overeenkomsten wordt meer dan eens een beding van non-concurrentie opgenomen met betrekking tot de periode nadat de franchise-overeenkomst is beëindigd. Veelal is die periode een jaar na contractsbeëindiging en dient de betrokken franchisenemer zich in die periode, kort gezegd, te onthouden van activiteiten die concurrerend zijn met de activiteiten van de franchise-organisatie. Zoals onder meer in deze rubriek aan de orde geweest, dienen dergelijke non-concurrentiebedingen aan diverse regels te voldoen. Zo dient het non-concurrentiebeding te passen in het mededingingrechtelijke regime waarin de franchise-organisatie zich, mede afhankelijk van haar marktaandeel, bevindt.
Voorts dient het non-concurrentiebeding de civielrechtelijke redelijkheidstoets te doorstaan. Elk van die onderwerpen kan diverse bijdragen als deze vullen. In deze bijdrage wordt onder de aandacht gebracht dat non-concurrentiebedingen te allen tijde uiterst zorgvuldig dienen te worden geformuleerd en dat bij het formuleren van een non-concurrentiebeding het de franchisegever evenzo nauwkeurig voor ogen dient te staan wat daarmee wordt beoogd, met name welke activiteiten nu precies gedurende de periode na contractsbeëindiging dienen te worden verboden. Recente rechtspraak leert weer eens dat de rechter een non-concurrentiebeding, overigens ontleend aan de arbeidsrechtelijke praktijk, uiterst restrictief interpreteert en het beding bij de beoordeling daarvan op grammaticale wijze ontleedt. Het volstaat in zijn algemeenheid dus niet om een non-concurrentiebeding “uit te leggen”, te handelen “in de geest” van het in het non-concurrentiebeding bepaalde of iets dergelijks. Wil een non-concurrentiebeding de beoogde werking hebben, dan zal daarin letterlijk grammaticaal en taalkundig dienen te zijn bepaald wat er met het beding wordt beoogd. Het is derhalve zaak u zich vooraf daarvan terdege van te vergewissen, om onaangename verrassingen achteraf te voorkomen.
Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies
![](https://ludwigvandam.megaconcept.nl/wp-content/uploads/2020/12/232court-min-400x222.jpg)
Andere berichten
Exclusieve afnameverplichtingen.
In een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 31 oktober 2002, welke uitspraak is gedaan naar aanleiding van een hoger beroep, ingesteld tegen een eerder kort gedingvonnis
Een nieuwe groepsvrijstellingsverordening
Recentelijk, op 1 oktober 2002, heeft de Europese Commissie een nieuwe groepsvrijstellingsverordening het licht doen zien.
Nieuwe beleidsregels beoordeling (fictieve) dienstbetrekking franchising
Onlangs is er van de zijde van de staatssecretaris van financiën nadere duidelijkheid geschapen omtrent de beoordelingscriteria inzake de zelfstandigheid van de franchisenemer.
Rayonbescherming: een nuance.
In de meeste franchise-overeenkomsten is een exclusief gebied opgenomen ten behoeve van de franchisenemer. De kern van die exclusiviteit is dat noch de franchisegever noch collega-franchisenemers
Rayonbescherming II: inperking van het exclusieve gebied.
In vervolg op de bijdrage in de vorige Nieuwsbrief wordt deze keer ingegaan op de (mogelijkheden van) inperking van het exclusieve franchisegebied. In de meeste franchise-overeenkomsten
Horeca-overeenkomsten
Onlangs heeft de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) een besluit genomen ten aanzien van de door Heineken ter ontheffing voorgelegde bierleveringsovereenkomsten.