Hoe scherp dient een non-concurrentiebeding te zijn bij de verkoop van een franchiseonderneming aan de franchisegever? Die vraag was aan orde in een geschil waarin de rechtbank Gelderland op 6 september 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:68800 oordeelde. 

Uit de gepubliceerde uitspraak kan opgemaakt worden dat een franchiseondernemer op enig moment de Douglas-onderneming terug verkocht aan franchisegever Douglas. Onderdeel van die verkoop was kennelijk dat de gewezen franchisenemer op hetzelfde adres een onderneming kon blijven exploiteren, maar dat daarin geen onderneming gedreven mocht worden tot de verkoop aan consumenten van “parfumerie-producten”. 

Het lijkt er voorts op dat de betreffende gewezen franchisenemer zich aangesloten heeft bij een andere franchiseorganisatie die de franchiseformule heeft ontwikkeld ter exploitatie van een schoonheidssalon. Na het horen van diverse getuigen overweegt de rechtbank dat, na de verkoop van de onderneming aan Douglas, er vanuit de bedrijfsruimte alleen producten verkocht werden aan mensen die een behandeling in de schoonheidssalon hebben ondergaan en die (daarom) in het klantenbestand staan, omdat er een enkele keer ook producten verkocht werden zonder dat er tevens een schoonheidsbehandeling ondergaan werd of er sprake was van registratie in het klantenbestand betrof of een uitzonderlijke situatie. De verkoop van de producten was dus aan belangrijke beperkingen gebonden, waarbij de nadruk van de exploitatie op de schoonheidsbehandelingen lag en niet op de verkoop van producten. Verder is nog niet gebleken dat er sprake is van de verkoop van de verboden “parfumerie-producten”. De producten die verkocht werden betroffen namelijk onder andere ook armbandjes en portemonneetjes. De relatie tussen de schoonheidsbehandeling en de te koop aangeboden producten dient ruim te worden gezien en betrof naast parfum ook make-up wat producten et cetera, die klanten bij en na de behandeling in de schoonheidssalon konden gebruiken. De rechtbank oordeelt derhalve dat van het overtreden van het non-concurrentiebeding geen sprake is. 

Het blijkt soms lastig om in een non-concurrentiebeding exact te omschrijven welke werkzaamheden nu wel en welke niet als concurrerend gezien kunnen worden. Een franchisenemer die wil overstappen naar een andere formule, die enigszins zou kunnen lijken op de formule die thans geëxploiteerd wordt, doet er goed aan om op voorhand open kaart te spelen. 

Mr. A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat 

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl.

Andere berichten

Overgang van onderneming bij ‘preferred supplier’ van franchisenemers

Het gerechtshof Amsterdam heeft in kort geding op 13 juni 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2144, geoordeeld over de vraag of werknemers van een door de franchisegever aangewezen ‘preferred supplier’ van de

Te late mededeling dat geen franchiseovereenkomst gesloten zal worden

Het gerechtshof Amsterdam-Leeuwarden heeft op 11 april 2017, EQLI:NL:GHARL:2017:3104 niet alleen de vraag beoordeeld of het afbreken van de onderhandelingen over een te sluiten franchiseovereenkomst

Tussentijds van je franchiseovereenkomst af?

Franchiseovereenkomsten worden meestal voor een langere duur gesloten. Hoe breek je nu een franchiseovereenkomst open?

HEMA in de clinch met franchisenemers over afspraken e-commerce

De rechtbank Amsterdam heeft op 18 juli 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:5098 een vonnis geveld in een bodemprocedure waarbij de franchisenemers grotendeels in het gelijk gesteld werden over e-commerce.

Ga naar de bovenkant