Nieuwe huurwetgeving

Met ingang van 1 augustus 2003 is de nieuwe huurwetgeving in werking getreden. Voor de huur van bedrijfsruimte heeft de nieuwe huurwetgeving weinig gevolgen. De wettelijke huurbescherming voor een periode van vijf plus vijf jaar blijft gehandhaafd. In deze bijdrage zullen een aantal wijzigingen ten aanzien van de huur van bedrijfsruimte aan de orde worden gesteld.

Wellicht de meest in oog springende wijziging is de nieuwe nummering van de artikelen die betrekking hebben op huur van bedrijfsruimte. Voorheen was dat artikel 7a: 1624 BW en verder, met ingang van 1 augustus 2003 is sprake van artikel 7: 290 BW en verder. De gebruikelijke term 1624-Bedrijfsruimte is derhalve niet langer juist en behoort thans te worden aangeduid als 290-Bedrijfsruimte.

Na afloop van een huurovereenkomst voor bepaalde duur dan wel telkens wanneer tenminste vijf jaren zijn verstreken kan zowel de huurder als de verhuurder vorderen dat de rechter de huurprijs nader vaststelt, indien deze niet meer overeenstemt met die van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse. Deze regeling is niet nieuw doch een dergelijke vordering is volgens de nieuwe wetgeving slechts ontvankelijk indien deze vergezeld is van een advies omtrent de nadere huurprijs, opgesteld door één of meer door partijen gezamenlijk genoemde terzake deskundigen. Indien partijen daaromtrent geen overeenstemming hebben verkregen benoemt de rechter een deskundige. In het nieuwe huurrecht zal huurder aan verhuurder toestemming dienen te vragen om het gehuurde te veranderen. Dergelijke toestemming is niet nodig voor veranderingen die bij het einde van de huur zonder noemenswaardige kosten ongedaan kunnen worden gemaakt. Ten aanzien van de huur van bedrijfsruimte betreft dit regelend recht zodat partijen vrij zijn in het maken van nadere afspraken.

Aan het einde van de huurovereenkomst zal het gehuurde opgeleverd dienen te worden in de staat waarin de huurder het volgens de beschrijving van die staat ontving. Indien een dergelijke beschrijving ontbreekt, wordt de huurder veronderstelt het gehuurde in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst. Het is derhalve van groot belang om bij aanvang van een huurovereenkomst een beschrijving van de staat van het gehuurde, bijvoorbeeld door een inspectierapport voorzien van foto’s, op te stellen en door beide partijen te laten tekenen.
Tenslotte heeft de Raad voor Onroerende zaken op 30 juli 2003 een nieuwe model- huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7: 290 BW met bijbehorende algemene bepalingen opgesteld. Indien nieuwe huurovereenkomsten worden gesloten is het raadzaam om, indien gebruik wordt gemaakt van een model, na te gaan of de meest recente versie van het model wordt gebruikt.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Artikel Franchise+: “Is franchisegever gehouden aan de statuten van de franchisenemersvereniging?” – mr. M. Munnik – d.d. 11 november 2021

Binnen een franchiseorganisatie is het niet ongewoon dat franchisenemers zich ...

Door Maaike Munnik|15-11-2021|Categorieën: Columns, Individuele en collectieve belangenbehartiging|

Artikel De Nationale Franchise Gids: “Hobbels in de stand still-periode” – mr. T. Meijer – d.d. 19 oktober 2021

Door een groot aantal partijen, waaronder niet op de laatste ...

Ga naar de bovenkant