Markt en marktaandeel
Onlangs zijn enkele opmerkelijke uitspraken gedaan op het gebied van franchising en mededingingsrecht, onder meer met betrekking tot het mededingingsrechtelijke stelsel waaronder de diverse franchise-organisaties vallen.
Indien franchise-organisaties gebruik wensen te maken van de voordelen die de zogeheten Europese Groepsvrijstellingsverordening inzake verticale overeenkomsten, waar franchising onder valt, biedt, dient hun marktaandeel niet groter dan 30% te zijn.
De vraag is echter: 30% waarvan eigenlijk? Over deze vraag is onlangs in rechte het nodige over en weer bepleit. Concreet is in kort geding door de Voorzieningenrechter uitgegaan van het marktaandeel in franchiseconcepten. Bij het volgen van deze redenering ligt het marktaandeel natuurlijk veel hoger dan bij een benadering waarbij het totaal aan aanbieders wordt meegewogen. Zou deze laatste redenering worden gevolgd, dan tellen immers alle verkooppunten van een desbetreffend produkt mee. Het is deze laatste redenering die in de toelichting op de vrijstellingsverordening als richtinggevend wordt omschreven. Het feit dat de Voorzieningenrechter echter een geheel andere redenering heeft gevolgd, is op zichzelf genomen opmerkelijk, zo niet wonderlijk. In de eerste plaats is voor de gevolgde redenering geen steun te vinden in de bestaande regelgeving. In de tweede plaats betekent het volgen van een dergelijke redenering dat het welbeschouwd ondoenlijk is franchiseconcepten te hanteren, waarbij gebruik wordt gemaakt van de voordelen van de Vrijstellingsverordening. Een en ander brengt dan immers met zich mee dat het marktaandeel afgezet dient te worden tegen andere franchise-organisaties. Dit betekent dat een groot aantal franchise-organisaties in relatie tot deze theorie opeens over een zeer groot marktaandeel blijken te beschikken. Concreet kunnen zij dan bijvoorbeeld geen exclusieve afnamebedingen van 80% of 100% meer bedingen.
De vraag is echter of de redenering van de Voorzieningenrechter stand zal houden. Hoger beroep zal dit nader uitwijzen. Het is moeilijk voorstelbaar dat het stelsel van regelgeving op het gebied van mededingingsrecht ook in hoger beroep ter zijde zal worden geschoven. Zelfs als dat het geval is, lijkt de conclusie voor de hand te liggen dat het hier een incident betreft waarbij om moverende redenen eenmalig voor deze redenering is gekozen. Gewaakt dient dus te worden hier een algemene theorie uit te destilleren, maar het zal duidelijk zijn dat het van eminent belang is de ontwikkelingen in deze goed te blijven volgen.
Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies
![](https://ludwigvandam.megaconcept.nl/wp-content/uploads/2020/12/232court-min-400x222.jpg)
Andere berichten
Franchisenemers Sandd vinden genoegdoening in vernietiging fusie Sandd en PostNL – d.d. 12 juni 2020
De franchisenemers van postbezorger Sandd stapten in november naar de rechter, bijgestaan door Ludwig & Van Dam Advocaten. Rechtbank Rotterdam doet uitspraak inzake overname door PostNL.
Plenaire behandeling d.d. 9 juni 2020 in de Tweede Kamer van de Wet Franchise – d.d. 10 juni 2020 – mr. A.W. Dolphijn
Op 9 juni 2020 is in de Tweede kamer het wetsvoorstel tot de Wet Franchise plenair behandeld. Er is een amendement en een motie ingediend.
Franchising is “een knelpunt in de aanpak van zorgfraude” – d.d. 10 juni 2020 – mr. A.W. Dolphijn
Volgens de diverse toezichthoudende instanties in de zorgsector kunnen franchiseconstructies gezien worden als een niet-transparante bedrijfsconstructie waarbij het toezicht op professionele en intege
Artikel Franchiseplus: “Franchisegevers participeren in franchisenemers”- d.d. 3 juni 2020 – mr. A.W. Dolphijn
Steeds vaker participeren franchisegevers in de onderneming van de franchisenemer. Er zijn diverse voordelen te bedenken voor zowel de franchisenemer als de franchisegever.
Artikel De Nationale Franchise Gids – “Corona-korting op huur” – d.d. 2 juni 2020 – mr. A.W. Dolphijn
Als een huurpand verplicht gesloten is vanwege corona, dan kan er sprake zijn van een recht op huurprijsvermindering, aldus de rechtbank Noord-Nederland.
Artikel Franchise+ – Franchisenemers genieten, wat betreft een concurrentiebeding, dezelfde bescherming als werknemers en handelsagenten – d.d. 7 mei 2020 – mr. R.C.W.L. Albers
Het komt nogal eens voor dat, met name door franchisenemers, te lichtvaardig wordt gedacht over de geldigheid van een postcontractueel beding van non-concurrentie.