Komt de arbeidsovereenkomst te beëindigen bij het aangaan van een franchiseovereenkomst?
Gerechtshof te Arnhem
Rechtszaken die gaan over de vraag of iemand (nog) werknemer is, dan wel franchisenemer is geworden door het aangaan van een franchiseovereenkomst, komen niet veelvuldig voor in de (tot nu toe) gepubliceerde gerechtelijke uitspraken. Dat kan inhouden dat voornoemde vraag in de praktijk niet speelt, dan wel dat partijen dergelijke kwesties liever buiten de rechtszaal om regelen. Hoe dan ook, het gerechtshof te Arnhem zag zich onlangs wél geconfronteerd met een kwestie waarbij de centrale vraag was of de persoon in kwestie (nog) een werknemer was, dan wel te beschouwen kon worden als een franchisenemer. De kwestie is – kort samengevat – als volgt.
Een supermarktmanager van een bepaalde supermarktformule X kreeg in 2007 te horen dat de supermarkt, waar hij op dat moment reeds 25 jaar werkzaam was, op korte termijn verkocht zou gaan worden en omgebouwd naar de (franchise) supermarktformule Y. De arbeidsovereenkomst van de supermarktmanager zou in dat geval derhalve komen te vervallen en een franchisenemer zou in de (omgebouwde) supermarkt de taken gaan vervullen van de manager.
Omdat de ombouw en opening van de supermarkt op korte termijn moesten worden afgerond en er, mede door deze spoed, door de franchisegever nog geen gegadigde was gevonden om de rol van franchisenemer op zich te nemen, had de franchisegever zich gewend tot de manager en aan hem gevraagd in hoeverre hij interesse zou hebben om franchisenemer te worden. Gezien zijn (hogere) leeftijd, alsmede het vooruitzicht dat zijn baan op korte termijn zou komen te vervallen, had de manager dit aanbod van de franchisegever in overweging genomen. De manager was echter vanaf het begin wel zeer duidelijk tegenover de franchisegever dat er, in ieder geval, aan bepaalde randvoorwaarden voldaan moest worden, voordat de manager akkoord zou kunnen gaan met het franchisenemerschap. De manager was immers niet van plan om zijn langdurige dienstverband ‘zomaar’ prijs te geven.
Partijen gingen vervolgens in onderhandeling om overeenstemming te bereiken over de overname van de supermarkt en het franchisenemerschap van de manager. Ondanks dat de onderhandelingen tussen partijen nog gaande waren, en er dus (nog) geen gave franchiseovereenkomst bestond, is de supermarkt alvast omgebouwd en geopend. De franchisegever ging zelfs zover om alvast de naam van de manager op de gevel van de supermarkt te vermelden, hoewel er dus (nog) geen overeenstemming tussen partijen was. Er werd van de zijde van de franchisegever druk gelegd op de manager om zich te gaan gedragen als franchisenemer en de franchiseovereenkomst te tekenen.
Partijen zijn echter nimmer tot overeenstemming gekomen, omdat de manager ziek werd en uitviel, mede door de druk die op hem werd gelegd vanuit de zijde van de franchisegever en mede door de chaos die de ombouw en opening van de supermarkt met zich meebracht. Op dat moment ging de franchisegever zich echter op het standpunt stellen dat er tussen partijen overeenstemming was bereikt over de franchiseovereenkomst en dat de manager hierdoor franchisenemer was geworden. Als gevolg hiervan was de arbeidsovereenkomst van de manager, in de visie van de franchisegever, komen te vervallen. De franchisegever betaalde de manager dan ook geen loon meer. Iemand kan immers niet tegelijkertijd franchisenemer als werknemer zijn, aldus de franchisegever. De manager was echter van mening dat hij zijn arbeidsovereenkomst nimmer had prijs gegeven, dan wel prijs had willen geven, zeker niet zonder dat er volledige overeenstemming was tussen partijen over de exploitatie van de (franchise) supermarkt. Door de harde opstelling van de franchisegever bleef de manager niet alleen verstoken van loon, doch eveneens van sociale vangnetten, zoals uitkeringen. De manager werd hierdoor dermate in een hoek gedreven door de franchisegever dat hij wel genoodzaakt was om rechtsmaatregelen te treffen.
De centrale vraag die het gerechtshof dan ook heeft beantwoord in deze kwestie is in hoeverre de arbeidsovereenkomst van de manager in februari 2007, al dan niet, is komen te beëindigen. Het gerechtshof is van mening dat dit niet het geval is, omdat de manager niet uitdrukkelijk had ingestemd met de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Dit is derhalve conform de vigerende rechtspraak. Wel is het gerechtshof het met de franchisegever eens dat, als er een gave franchiseovereenkomst zou zijn gesloten tussen de partijen, daaruit “mogelijk” zou kunnen worden afgeleid dat de manager had ingestemd met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het aangaan van een franchiseovereenkomst door een werknemer kan in de visie van het gerechtshof dan ook aanleiding zijn om aan te nemen dat de arbeidsovereenkomst is komen te vervallen met instemming van de werknemer. Echter, mede gezien het woord “mogelijk”, bestaat er in de visie van het gerechtshof kennelijk ook nog een mogelijkheid dat een persoon in bepaalde gevallen zowel franchise- als werknemer kan zijn. Een soort van hybride hoedanigheid wellicht.
Het gerechtshof verklaart zich echter niet nader welke specifieke gevallen dit zouden kunnen zijn, omdat er volgens het gerechtshof zonder enige twijfel vaststaat dat er geen sprake is van overeenstemming tussen partijen terzake de franchiseovereenkomst. In onderhavige kwestie is er dan ook in ieder geval geen sprake van franchisenemerschap. Het gerechtshof kan om die reden dan ook vrij vlot concluderen dat er geen reële aanleiding is om aan te nemen dat de manager, gezien het ontbreken van een franchiseovereenkomst, zijn arbeidsovereenkomst had willen prijsgeven tijdens de onderhandelingen met de franchisegever. Van een hybride hoedanigheid van de manager is in ieder geval geen sprake.
De waardevolle les die uit het voorgaande te leren valt, voor zowel franchisegevers als –nemers, is dat het uitermate onverstandig is om reeds feitelijk te handelen alsof er afspraken zouden zijn, zonder dat er heldere afspraken tussen partijen zijn gemaakt en zonder dat deze afspraken (juridisch) deugdelijk en ook schriftelijk zijn vastgelegd. Dit klinkt als een open deur, doch het is in deze kwestie pijnlijk helder dat ook een grote en professionele partij zich zondermeer aan dergelijk handelen schuldig kan maken. De franchisegever in deze kwestie had er dan ook beter aan gedaan om zich niet enkel te laten leiden door de geplande openingsdatum van de supermarkt. Door toch overhaast te handelen, heeft zij een feitelijke situatie opgedrongen aan de manager, terwijl daar, juridisch gezien, geen enkele aanleiding toe was. Had de franchisegever zichzelf, maar zeker ook de manager, de tijd gegund die noodzakelijk was om dergelijke zaken (juridisch) deugdelijk te regelen, dan was deze kwestie wellicht nimmer geëscaleerd met alle nare bijgevolgen van dien. Kortom, wederom is het adagium “bezint eer u begint” van actuele waarde.
Mr J.H. Kolenbrander – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies Wilt u reageren? Mail naar info@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Impact Wet franchise op de franchisestatistieken minimaal
Door Maaike Munnik en Remy Albers Ludwig & Van ...
Seminar op de Nationale Franchise Beurs 11 & 12 oktober 2024
Op 11 oktober 2024 om 11:00 uur zal op de ...
Publicatie mr. Klaas op de Hoek in Tijdschrift Franchise & Recht
In het tijdschrift Franchise & Recht bespreekt mr. Klaas op ...
Wat zijn mijn rechten als franchisenemer?
Voor het Seminar: De franchisestatistieken dat Ludwig & Van Dam ...
De franchisestatistieken: save the date!
Al vele jaren publiceert Ludwig & Van Dam franchiseadvocaten ...
Fiscale aspecten bij franchising – voor franchisegevers en franchisenemers
Vanuit de praktijk zien wij dat de aandacht voor fiscaliteit ...