Komst NFC einde concurrentiebeding?
De president van de rechtbank heeft zeer onlangs geoordeeld dat de werking van het non-concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst ten bate van de franchisenemers wordt geschorst.
De franchisenemers in kwestie zijn allen professionals met bancaire expertise op een specifiek terrein die worden gedetacheerd bij banken. Er is onduidelijkheid ontstaan met betrekking tot de (fiscale) zelfstandigheid van de franchisenemers, reden waarom de franchisenemers de franchiseovereenkomsten hebben beëindigd. De franchisegever houdt franchisenemers aan de in de franchiseovereenkomst opgenomen postcontractuele non-concurrentie- en relatiebedingen. De franchisenemers hebben onder meer gesteld dat de franchisegever geen belang heeft bij nakoming van de postcontractuele bedingen, omdat de door de franchisegever overgedragen know how niet aan de in deze kwestie ingebrachte criteria uit jurisprudentie en regelgeving voldoet.
Niet is gebleken dat de franchisegever concrete, wezenlijke, bepaalde en geheime kennis heeft overgedragen, in de zin van de definitie die de in deze zaak toepasselijke jurisprudentie en regelgeving hier aan stelt; nadere vereisten voor het begrip “Know how”. Aan deze definitie van know how worden in de (mededingings)regelgeving namelijk juridisch zeer hoge eisen gesteld. Het ontwerp van de Nederlandse Franchise Code (NFC) hanteert dezelfde criteria voor een non-concurrentiebeding. In de praktijk zal vrijwel geen enkele franchiseorganisatie in Nederland daaraan kunnen voldoen. Concreet betekent dit dat franchisenemers veelal relatief eenvoudig van het non-concurrentiebeding af kunnen, indien de NFC daadwerkelijk wordt aangenomen. Voor hen lijkt de weg naar de uitgang snel gevonden. Franchisegevers zullen op zoek moeten naar andere manieren om hun franchiseorganisatie te beschermen, indien zij de NFC accepteren. Diverse codes in het buitenland hanteren deze criteria overigens niet.
Conclusie
Voor een geslaagd beroep is noodzakelijk dat de franchisegever een rechtens te respecteren belang heeft dat zich overigens niet beperkt tot overgedragen know how dan wel een te beschermen identiteit of reputatie. Ook andere omstandigheden kunnen ertoe leiden dat een beroep op het non-concurrentiebeding zijdens de franchisegever onredelijk is, zie bijvoorbeeldhttps://www.ludwigvandam.nl/content/concurrentiebeding-sneuvelt-kort-geding-15-april-2014-mr-rcwl-albers. Voorts kunnen mededingingsrechtelijke beperkingen een rol spelen bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een non-concurrentiebeding, ziehttps://www.ludwigvandam.nl/content/non-concurrentiebeding-te-ruim-dd-12-januari-2016-mr-rcwl-albers. Derhalve is het raadzaam om bij de formulering van of bij een mogelijk geschil over een non-concurrentiebeding alle omstandigheden in aanmerking te nemen en bij twijfel nader advies in te winnen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de vraag of een thans gehanteerd beding van non-concurrentie wel rechtsgeldig is op grond van de huidige regelgeving, en – wellicht – in de toekomst op grond van de NFC.
Mr. R.C.W.L. Albers – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Ga naar albers@ludwigvandam.nl
![](https://ludwigvandam.megaconcept.nl/wp-content/uploads/2020/12/232court-min-400x222.jpg)
Andere berichten
Tussentijdse opzegging (franchise) overeenkomst
Op 3 februari jongstleden wees het gerechtshof ’s-Hertogenbosch arrest in een zaak die wellicht ook relevant is voor de franchisepraktijk.
Mededelingsplicht versus onderzoeksplicht bij aankoop van franchise-onderneming, Wie draagt het risico?
Mededelingsplicht versus onderzoeksplicht bij aankoop van franchise-onderneming, Wie draagt het risico?
Opzegging van een franchiseovereenkomst
Franchiseovereenkomsten worden meestal voor een bepaalde tijd gesloten.
Het vergaren van bewijs in franchiseverhoudingen
Het vergaren van feitelijk bewijs is soms een van de grootste uitdagingen in geschillen tussen een franchisenemer en een franchisegever.
Is een persoonlijke borgstelling of hoofdelijk geldig?
Is een persoonlijke borgstelling of hoofdelijk geldig?
Dwaling bij prognose dealerovereenkomst (c.q. franchiseovereenkomst)
De kantonrechter te Den Haag oordeelde op 11 november 2014 over de vraag of een beroep op dwaling bij het aangaan van een huur- en dealerovereenkomst slaagt