Knowhow is een van de meest essentiële onderdelen van een franchiseformule. Veelal maken hiervan specifiek ontwikkelde werkmethodes of bijvoorbeeld geheime recepturen deel van uit. Er is franchisegevers er dan ook alles aan gelegen om die informatie goed te beschermen om te voorkomen dat derden met hun concept aan de haal gaan. De recent in werking getreden Wet bescherming bedrijfsgeheimen kan daarbij helpen.

In de meeste franchiseovereenkomsten zijn reeds diverse geheimhoudings- en non-concurrentie clausules opgenomen. Hoewel de afdwingbaarheid daarvan met enige regelmaat in de rechtspraak ter discussie staat, lijkt dat verleden tijd te zijn als het onlangs gepubliceerde concept wetsvoorstel ‘Wet franchise’ ooit in werking treedt. Hierin is namelijk opgenomen dat een beding van non-concurrentie in de franchiseovereenkomst (slechts) geldig is indien:

“a. het de duur van een jaar na het einde van de franchiseovereenkomst niet overschrijdt, en

 b. de geografische reikwijdte niet ruimer is dan het gebied waarbinnen de franchisenemer de franchiseformule op grond van de       franchiseovereenkomst mocht exploiteren.”

Met de codificatie van deze mededingingsrechtelijk geïnspireerde maatstaf lijkt aantasting van een non-concurrentiebeding minder eenvoudig te worden. Immers, anders dan voorheen zal een rechter daarvoor voorbij moeten gaan aan een wet in plaats van slechts een bepaling in een overeenkomst.

Zo ver is het echter nog niet. Het is de vraag of het concept van de wet in de huidige vorm in werking zal gaan treden. Wel kunnen franchisegevers in dit verband tegenwoordig tevens een beroep doen op de Wet bescherming bedrijfsgeheimen. Deze wet is op 23 oktober 2018 in werking getreden en biedt de franchisegever wettelijke handvatten om op te treden tegen onrechtmatig gebruik van knowhow, althans van een bedrijfsgeheim als bedoeld in deze wet.

Op grond van deze wet is sprake van een bedrijfsgeheim indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1. het moet gaan om niet algemeen bekende informatie;
2. de informatie moet handelswaarde bezitten, en
3. er moeten reeds maatregelen zijn getroffen om de informatie geheim te houden (bijvoorbeeld een geheimhoudingsbeding in een overeenkomst).

Knowhow van een franchisegever zal al snel aan de bovenstaande voorwaarde voldoen, waardoor een beroep op de wet mogelijk wordt. Immers, de knowhow is veelal geheim, bezit handelswaarde en is nagenoeg altijd reeds beschermd door diverse geheimhoudings- en non-concurrentieclausules.

Op grond van de wet kan een franchisegever diverse vorderingen instellen in zowel een bodem als een kort geding procedure. Gedacht kan worden aan staking van de inbreukmakende handelingen, maar ook vernietiging van de producten, het leggen van bewijsbeslag en het vorderen van een schadevergoeding behoren op grond van deze wet tot de mogelijkheden.

Anders dan bij vorderingen op grond van de franchiseovereenkomst, is een overeenkomst met degene die inbreuk maakt op het bedrijfsgeheim niet noodzakelijk voor handhaving. Daarmee wordt het voor een franchisegever makkelijker om op te treden tegen bijvoorbeeld malafide constructies waarbij de voormalig franchisenemer via katvangers gebruik maakt van de knowhow van franchisegever om zo een concurrerende vestiging of zelfs formule op te zetten. Uiteraard zal een franchisegever ook in dat geval wel moeten bewijzen dat zijn knowhow door die derde wordt gebruikt.

Mocht een franchisegever er in slagen om de kwader trouw aan te tonen in een gerechtelijke procedure, dan kan de franchisegever aanspraak maken op en volledige proceskostenvergoeding, hetgeen tot nu toe uitsluitend was voorbehouden aan procedures omtrent intellectueel eigendom.

Kortom, een franchisegever kan inmiddels ook op wettelijke gronden ageren tegen onrechtmatig gebruik van zijn knowhow door gewezen franchisenemers en derden. Daarnaast wordt het in de toekomst mogelijk lastiger voor franchisenemers om een postcontractueel beding van non-concurrentie buiten werking te laten stellen door een rechter. Immers, als de Wet franchise in de huidige vorm de toets der kritiek kan doorstaan, dan wordt een dergelijk beding, mits het voldoet aan de voorwaarden van de wet, vrijwel onaantastbaar.

Mr. R.C.W.L. Albers – franchiseadvocaat Ludwig & Van Dam Advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren?

Ga naar albers@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Misleiding bij de werving van een franchisenemer?

Een uitspraak over de vraag of de franchisegever bij de werving van een franchisenemer een onjuiste voorstelling van zaken gegeven had.

Franchisegever aansprakelijk voor prognoses afkomstig van derde – d.d. 6 maart 2019 – mr. M. Munnik

Volgens vaste rechtspraak handelt een franchisegever onrechtmatig jegens haar franchisenemer wanneer een franchisegever zelfstandig op onzorgvuldige wijze onderzoek uitvoert en als gevolg daarvan...

De (hard) franchiseovereenkomst en zorgplicht gekwalificeerd – WPNR 7226 (2019)

Het kabinet is voornemens een wettelijke regeling over franchising in het Burgerlijk Wetboek op te nemen ter bescherming van de zwakke positie van de franchisenemer.

Door Alex Dolphijn|26-02-2019|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Uitspraken & actualiteiten|Label: |

Gemeente moet tijdelijke Albert Heijn toestaan

De rechtbank Noord-Holland heeft op 7 februari 2019 geoordeeld over de vraag of de gemeente een tijdelijke Albert Heijn diende toe te staan

Franchisegevers mogen geen wijziging van winkeltijden meer opleggen – 12 februari 2019 – mr. A.W. Dolphijn

Eind 2018 is een concept van de “Wet keuzevrijheid openingstijden winkeliers” gepresenteerd.

Door Alex Dolphijn|12-02-2019|Categorieën: Franchise overeenkomsten, label11, Supermarkten, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Wanneer gaat een franchisegever te ver bij de werving van franchisenemers?

In het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 5 februari 2019 was aan de orde of de franchisegever bij de werving van de franchisenemers ontoelaatbaar gehandeld had.

Ga naar de bovenkant