Juridische splitsing bij franchise en de faillissementspauliana

Door Gepubliceerd Op: 10-01-2014Categorieën: Uitspraken & actualiteiten

Onlangs heeft de Hoge Raad interessante uitspraken (ECLI:NL:HR:2013:2122 en ECLI:NL:HR:2013:2133 ) gedaan in een kwestie over juridische splitsing, die ook voor de franchisepraktijk van belang is. In toenemende mate komen vragen op over aspecten van juridische splitsing. Zo is bijvoorbeeld in de supermarktbranche bekend dat franchisenemers van C1000 zich na een juridische splitsing bij de franchisegever, geconfronteerd zien met bijvoorbeeld concurrent Albert Heijn of Coop als verhuurder.

In franchiseverhoudingen komt het vaak voor dat een franchisegever een aantal waardevolle vestigingspunten bezit die verhuurd worden aan franchisenemers. Bij economisch zwaar weer, kunnen deze vestigingspunten bedreigd worden door het faillissement van de franchisegever. De franchisegever kan waardevolle vestigingspunten afschermen middels juridische afsplitsing, waarbij de vestigingspunten ondergebracht worden in een nieuw op te richten entiteit. Schuldeisers, of mogelijke toekomstige schuldeisers, zouden hierdoor beperkt kunnen worden in hun verhaalsmogelijkheden.

Maar wat gebeurt er als de franchisegever voorts failleert en de curator stelt dat er sprake is van schuldeisersbenadeling? De curator zou de faillissementspauliana in stelling kunnen brengen. Dit is een krachtig wapen, dat voorbehouden is aan de curator. De faillissementspauliana houdt namelijk in dat de curator elke rechtshandeling kan vernietigen die de failliet (voor zijn faillissement) onverplicht heeft verricht en waarvan deze bij het verrichten wist, of behoorde te weten, dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn. Met de vernietiging wordt dan de afsplitsing ongedaan gemaakt en kunnen de waardevolle vestigingspunten geheel uitgewonnen worden ten behoeve van de schuldeisers in het faillissement.

De Hoge Raad oordeelde onlangs over een geval waarbij een curator een juridische afsplitsing aantastte op grond van de faillissementspauliana. De curator stelde immers dat met het onverplicht afsplitsen van het vastgoed, de schuldeisers in het faillissement het waardevolle vastgoed niet kunnen uitwinnen, en dat zulks voorzienbaar was. Aan de vereisten voor de toepassing van de faillissementspauliana lijkt hiermee voldaan te zijn.

De Hoge Raad stelde de curator in het ongelijk. De wettelijke regeling van de juridische splitsing kent namelijk stringente regels, die de bescherming van schuldeisers beperken. Dat geldt ook voor schuldeisers in een faillissement. Zo geeft de wet een harde termijn van zes maanden na de publicatie van de juridische splitsing, waarbinnen een vordering in rechte moet zijn ingesteld ter vernietiging van de juridische splitsing. Nu tussen de publicatie van de juridische splitsing en het faillissement een periode van meer dan zes maanden gelegen was, had de curator met het beroep op de faillissementspauliana het nakijken.

Zelfs als de curator binnen de gestelde termijn een rechtsvordering tot vernietiging van de juridische splitsing ingesteld had, dan zijn er slechts beperkte gronden op basis waarvan de splitsing inderdaad vernietigd kan worden. Zo zal er niet vernietigd worden indien de reeds ingetreden gevolgen van de splitsing bezwaarlijk ongedaan kunnen worden gemaakt. Deze vernietigingsgronden zijn beperkter dan bij de vernietigingsgronden bij de faillissementspauliana. De Hoge Raad heeft nu aangegeven dat deze vernietigingsmogelijkheden bij splitsing exclusief gelden. Een beroep op andere vernietigingsgronden, zoals die gelden bij de faillissementspauliana, gaan daarom ook niet op. Overigens opperde de Hoge Raad nog wel dat de curator een schadevergoeding zou kunnen vorderen met een beroep op het algemene leerstuk van onrechtmatige daad.

Het optreden van franchisenemers tegen een juridische splitsing bij franchisegevers, kan uiterst lastig zijn. De termijn waarbinnen dat dient te gebeuren is kort en de gronden waarop het mogelijk is, zijn bovendien beperkt. Franchisenemers kunnen in hun franchisecontract en/of huurcontract wel vooraf opnemen dat het inbrengen van bepaalde (huur)rechten van de franchisenemer door de franchisegever of verhuurder in een andere rechtspersoon, niet toegestaan is. Voorts is het van belang een sanctie te bedingen, zoals een boete. Op die manier zouden de “gevaren” voor een franchisenemer van een mogelijke juridische splitsing beperkt kunnen worden. Helaas zien we in de praktijk dat nog onvoldoende.

 

Mr J. Sterk en Mr A.W. Dolphijn  – Franchiseadvocaat

 

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar vandam@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Ludwig & Van Dam in De Nationale Franchisegids 2018

De basis van een franchiserelatie is de franchiseovereenkomst. Hierin staan een aantal voorwaarden waaraan partijen zich moeten houden.

Ludwig & Van Dam Advocaten standhouder (nr. 2) op de franchisebeurs Onderneem ’t! d.d. 19 & 20 april 2018

Voor meer informatie klik op onderstaande link:

Alex Dolphijn van Ludwig & Van Dam Advocaten geeft op 19 april 2018 op de franchisebeurs “Onderneem ’t!” een seminar over: “Rechtspositie franchisenemers verbeteren? Over trends en ontwikkelingen in wet- en regelgeving.”

Voor meer informatie klik op onderstaande link.

Zorgplicht franchisegever in de precontractuele fase

De rechtbank Limburg oordeelde op 6 april 2017, ECLI:NL:RBLIM:2016:2843, dat de franchisegever in de precontractuele fase een zorgplicht heeft jegens de aspirant- franchisenemer.

Ga naar de bovenkant