Juridische splitsing bij franchise en de faillissementspauliana
Onlangs heeft de Hoge Raad interessante uitspraken (ECLI:NL:HR:2013:2122 en ECLI:NL:HR:2013:2133 ) gedaan in een kwestie over juridische splitsing, die ook voor de franchisepraktijk van belang is. In toenemende mate komen vragen op over aspecten van juridische splitsing. Zo is bijvoorbeeld in de supermarktbranche bekend dat franchisenemers van C1000 zich na een juridische splitsing bij de franchisegever, geconfronteerd zien met bijvoorbeeld concurrent Albert Heijn of Coop als verhuurder.
In franchiseverhoudingen komt het vaak voor dat een franchisegever een aantal waardevolle vestigingspunten bezit die verhuurd worden aan franchisenemers. Bij economisch zwaar weer, kunnen deze vestigingspunten bedreigd worden door het faillissement van de franchisegever. De franchisegever kan waardevolle vestigingspunten afschermen middels juridische afsplitsing, waarbij de vestigingspunten ondergebracht worden in een nieuw op te richten entiteit. Schuldeisers, of mogelijke toekomstige schuldeisers, zouden hierdoor beperkt kunnen worden in hun verhaalsmogelijkheden.
Maar wat gebeurt er als de franchisegever voorts failleert en de curator stelt dat er sprake is van schuldeisersbenadeling? De curator zou de faillissementspauliana in stelling kunnen brengen. Dit is een krachtig wapen, dat voorbehouden is aan de curator. De faillissementspauliana houdt namelijk in dat de curator elke rechtshandeling kan vernietigen die de failliet (voor zijn faillissement) onverplicht heeft verricht en waarvan deze bij het verrichten wist, of behoorde te weten, dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn. Met de vernietiging wordt dan de afsplitsing ongedaan gemaakt en kunnen de waardevolle vestigingspunten geheel uitgewonnen worden ten behoeve van de schuldeisers in het faillissement.
De Hoge Raad oordeelde onlangs over een geval waarbij een curator een juridische afsplitsing aantastte op grond van de faillissementspauliana. De curator stelde immers dat met het onverplicht afsplitsen van het vastgoed, de schuldeisers in het faillissement het waardevolle vastgoed niet kunnen uitwinnen, en dat zulks voorzienbaar was. Aan de vereisten voor de toepassing van de faillissementspauliana lijkt hiermee voldaan te zijn.
De Hoge Raad stelde de curator in het ongelijk. De wettelijke regeling van de juridische splitsing kent namelijk stringente regels, die de bescherming van schuldeisers beperken. Dat geldt ook voor schuldeisers in een faillissement. Zo geeft de wet een harde termijn van zes maanden na de publicatie van de juridische splitsing, waarbinnen een vordering in rechte moet zijn ingesteld ter vernietiging van de juridische splitsing. Nu tussen de publicatie van de juridische splitsing en het faillissement een periode van meer dan zes maanden gelegen was, had de curator met het beroep op de faillissementspauliana het nakijken.
Zelfs als de curator binnen de gestelde termijn een rechtsvordering tot vernietiging van de juridische splitsing ingesteld had, dan zijn er slechts beperkte gronden op basis waarvan de splitsing inderdaad vernietigd kan worden. Zo zal er niet vernietigd worden indien de reeds ingetreden gevolgen van de splitsing bezwaarlijk ongedaan kunnen worden gemaakt. Deze vernietigingsgronden zijn beperkter dan bij de vernietigingsgronden bij de faillissementspauliana. De Hoge Raad heeft nu aangegeven dat deze vernietigingsmogelijkheden bij splitsing exclusief gelden. Een beroep op andere vernietigingsgronden, zoals die gelden bij de faillissementspauliana, gaan daarom ook niet op. Overigens opperde de Hoge Raad nog wel dat de curator een schadevergoeding zou kunnen vorderen met een beroep op het algemene leerstuk van onrechtmatige daad.
Het optreden van franchisenemers tegen een juridische splitsing bij franchisegevers, kan uiterst lastig zijn. De termijn waarbinnen dat dient te gebeuren is kort en de gronden waarop het mogelijk is, zijn bovendien beperkt. Franchisenemers kunnen in hun franchisecontract en/of huurcontract wel vooraf opnemen dat het inbrengen van bepaalde (huur)rechten van de franchisenemer door de franchisegever of verhuurder in een andere rechtspersoon, niet toegestaan is. Voorts is het van belang een sanctie te bedingen, zoals een boete. Op die manier zouden de “gevaren” voor een franchisenemer van een mogelijke juridische splitsing beperkt kunnen worden. Helaas zien we in de praktijk dat nog onvoldoende.
Mr J. Sterk en Mr A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar vandam@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Gedwongen naar een andere franchiseformule op het bestaande vestigingspunt?
Als een franchiseformule ophoudt te bestaan, bijvoorbeeld als deze ingelijfd wordt bij een andere organisatie, dan kan de vraag zijn of de franchisenemer dan ook verplicht is zich te laten inlijven in
Column Franchise+ – 50 procent meer rechtzaken in franchise
Uit de door Ludwig & Van Dam advocaten gepubliceerde Juridische Franchisestatistiek 2018 blijkt dat er toename is van 50% in het aantal uitspraken in rechtszaken dat in 2017 is gedaan ten opzichte van
Het voornemen tot franchisewetgeving nader beschouwd
Op 23 mei jl. informeerde Staatssecretaris, Mona Keijzer, de Tweede Kamer over de op handen zijnde franchisewetgeving. De Nationale Franchise Gids publiceerde daarover al eerder dit bericht.
Consumentenbescherming van toepassing voor franchisenemer
De consument geniet op basis van het Burgerlijk Wetboek een ruime bescherming.
Update franchisewetgeving
Op 23 mei 2018 heeft het kabinet aangegeven een wettelijke regeling voor te bereiden die een kader schept voor vier deelgebieden van de samenwerking tussen franchisegevers en franchisenemers die cruc
Op het randje van het exclusieve rayon van een franchisenemer
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde op 15 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4395, over de vraag of een franchisegever net over de rand van het exclusief toegekende beschermingsgebied een filiaal