Incassofraude levert franchisegever 4 jaar gevangenisstraf en een boete van € 7 miljoen op – d.d. 25 februari 2020 – mr. J.A.J. Devilee
Hoewel het vrij uitzonderlijk is, kom je in franchiseland zo af en toe
spreekwoordelijke cowboys tegen. In een zeer exceptionele strafrechtelijke
kwestie, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2019:11154)
recent geoordeeld dat één van de directeuren van een (voormalig)
franchisegever van een horecaformule een gevangenisstraf dient uit te
zitten van vier jaar en negen maanden en daarnaast een boete dient te
betalen van ruim zeven miljoen euro.
Achtergrond
De directeur van de franchisegever is er (mede) van verdacht dat hij
opereerde voor diverse franchisenemers. Ten behoeve van het innen van de
franchisevergoedingen, had de franchisegever incassocontracten gesloten met
de bank. Door middel van deze incassocontracten konden bedragen (fees)
worden geïncasseerd. De rekeningen bleken echter niet toe te behoren aan
franchisenemers. Een door de franchisegever te incasseren bedrag werd dan
bijvoorbeeld door de bank, vooruitlopend op het slagen van de incasso of op
voorschotbasis, op één van de rekeningen gestort. Intussen werden deze
bedragen doorgeboekt of opgenomen door de franchisegever. Op slinkse wijze
is getracht dit te verbloemen door de directeur van de franchisegever.
Hierdoor werd een illegale inkomstenbron gecreëerd.
In verband met dit handelen heeft de bank in september 2011 aangifte gedaan
tegen de directeur van de franchisegever wegens het vermoedelijk frauduleus
handelen bij het gebruik van deze incassocontracten waarmee de bank voor
ruim een bedrag van circa € 11 miljoen zou zijn benadeeld.
Gerechtelijk oordeel
De rechtbank had in eerste aanleg een onvoorwaardelijke celstraf opgelegd
van vier jaar. De directeur heeft vervolgens hoger beroep aangetekend tegen
het vonnis. In hoger beroep acht het gerechtshof de directeur eveneens
schuldig en legt zelfs een hogere straf op dan de rechtbank. Het
gerechtshof veroordeelt de verdachte tot vier jaar en negen maanden
onvoorwaardelijke gevangenisstraf; een ontzetting uit het recht van
statutair directeur voor negen jaar en negen maanden en een verplichting
tot vergoeding van schade ad € 7.019.544,79.
Conclusie
Hoewel het vorenstaande een vrijwel unieke situatie betreft, bestaan er
franchisegevers die niet altijd binnen de lijntjes kleuren. In onderhavige
kwestie bleek dat de franchisenemers die waren aangesloten bij de formule
niet betrokken waren bij voornoemde incassofraude. Het moge echter evident
zijn dat dergelijk gedrag van de franchisegever enorme reputatieschade kan
opleveren bij aangesloten franchisenemers maar ook voor de franchisebranche
in het algemeen, met alle consequenties van dien. Vermoedt u fraude in de
organisatie van uw franchisegever en hebt u in een dergelijk geval advies
nodig, bel ons dan gerust.
Mr. J.A.J. Devilee
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar devilee@ludwigvandam.nl
Klik hier voor het gepubliceerde artikel.
Andere berichten
De Hoge Raad stelt zware eisen aan franchiseprognoses
Een uitspraak van de Hoge Raad van vrijdag jl. werpt nieuw ligt op het verstrekken van winst- en omzetprognoses aan aspirant-franchisenemers.
Inbreuk op exclusief verzorgingsgebied door franchisegever in verband met formulewijziging d.d. 27 februari 2017
Op 30 januari 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2017:688 (Intertoys/franchisenemer) de vraag voorgelegd gekregen hoe omgegaan moet worden met het
Prognoses bij startup franchiseformule
Het gerechtshof Amsterdam oordeelde op 14 februari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:455 (Tot Straks/franchisenemer) over de vraag of de franchisegever een ondeugdelijke prognose verschaft had en de
Verplicht overdragen franchiseonderneming aan franchisegever?
De rechtbank Amsterdam heeft op 23 januari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:412 (CoffeeCompany/Dam Spirit B.V.) een vonnis gewezen over de vraag of een franchisenemer bij een beëindiging van de samenwerking
Overdracht klantendata aan franchisegever
Het gerechtshof Amsterdam oordeelde in het arrest van 10 januari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:68 (OnlineAccountants.nl) onder meer over de vraag hoe klantendata moet worden overgedragen.
Uitverkoop bij bedrijfsbeëindiging franchisenemer – wie krijgt de uitverkoopopbrengst?
In het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland d.d.12 oktober 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5061 (Bewindvoerder/Expert Groep en Rabobank) stond de vraag centraal of de franchisegever tezamen met de bank