Incasseren van vordering behoeft geen verharding van de franchiserelatie gevolg te hebben

Sinds de inwerkingtreding van het Besluit vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zijn ondernemers gehouden aan verscherpte regels omtrent het in rekening brengen van incassokosten. Zo is de hoogte afhankelijk van de bij Algemene maatregel van bestuur vastgestelde staffel en wordt de (consument-)debiteur, ter bescherming van onredelijke betaaltermijnen, een termijn van veertien dagen gegeven teneinde alsnog tot betaling over te gaan, tegen gelijktijdige aanzegging van de hoogte van het alsdan verschuldigde bedrag. Deze regeling is niet alleen van toepassing op de relatie business-to-consumer, maar ook op de relatie business-to-business. Een belangrijke nuance hierbij is dat de wet de mogelijkheid geeft om in zakelijke verhoudingen van deze regeling contractueel af te wijken. Wel dient expliciet te worden erkend dat beide partijen een puur zakelijke relatie hebben.

Doorgaans wordt in zakelijk verband afgesproken dat de hoogte van de incassosom wordt verhoogd. Doorgaans wordt deze op 15% van de hoofdsom gesteld, welk percentage historisch is bepaald. De afwijkende afspraken worden dikwijls in de algemene voorwaarden opgenomen.

Partijen doen er echter goed aan hun afwijkende afspraken in de overeenkomst vast te leggen. Zo wordt tussen partijen een zeker bewustzijn gecreëerd voor de gemaakte afspraken. Daarnaast worden eventuele geschillen voorkomen, mocht een franchisenemer onverhoopt niet op de hoogte zijn van de toepasselijke algemene voorwaarden (indien van toepassing verklaard) van de contractuele wederpartij en aldus voor een “verrassing” komt te staan als hij onverhoopt zijn facturen niet betaalt.

Een dergelijke “verrassing” in negatieve zin kan ook dikwijls aanleiding zijn voor verharding van verhoudingen tussen franchisegever en franchisenemer. Vaak is sprake van een verschil in verwachtingen tussen partijen met betrekking tot het gehanteerde betalingsbeleid, hetgeen ongenoegen en ruzies in de hand werkt. Dit is ook de reden waarom veel franchisegevers hun franchisenemers niet willen aanspreken op hun betalingsgedrag en stelselmatige wanbetaling dikwijls oogluikend toelaten, totdat deze draconische vormen heeft aangenomen en bijsturen inmiddels te laat is. Zoals het oude gezegde luidt: zachte heelmeesters maken stinkende wonden.

Het hoeft niet zo te zijn dat het wijzen van de franchisenemer op zijn betalingsgedrag en het in rekening brengen van incassokosten per se een verharding van de verhoudingen oplevert. Ook past het laten “sluimeren” en het aannemen van een passieve houding bij wanbetaling niet in de correcte verhoudingen tussen franchisegever en franchisenemer en in de zorgplicht die de franchisegever jegens de franchisenemer heeft. Uiteraard is het in rekening brengen van incassokosten voor de franchisenemer geen fijne maatregel, doch indien men op voorhand heldere afspraken maakt over het gehanteerde betalingsbeleid en het partijen ten tijde van het sluiten van de franchiseovereenkomst volledig duidelijk is wat de consequentie is van het niet tijdig betalen van de facturen, dan zal het in rekening brengen van incassokosten volledig in lijn zijn met de gecreëerde verwachtingen en onenigheid grotendeels uitblijven. Het is voor de franchisegever hierbij tevens van belang – en dit volgt eveneens uit de zorgplicht – dat hij zijn franchisenemers op consequente wijze benadert. Met andere woorden, dat de franchisegever een zeker patroon creëert waarvan de franchisenemer mag uitgaan.

Naast het creëren van een zekere verwachting, zal het overeenkomen van redelijke afspraken terzake betaaltermijnen en de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten eveneens van belang zijn voor het tot stand brengen van een juiste verstandhouding tussen franchisegever en franchisenemer. Een franchiserelatie ontleent zijn bestaan immers uit de synergie tussen franchisegever en franchisenemer, hetgeen impliceert dat alle afspraken tussen partijen redelijk zullen behoren te zijn. Het op redelijke wijze bejegenen van de franchisenemer volgt daarnaast wederom uit de zorgplicht van de franchisegever. Het doel van het overeenkomen van betalingsafspraken en het in rekening brengen van buitengerechtelijke incassokosten bij het niet naleven van deze afspraken zou moeten liggen in het creëren van een prikkel om correct na te komen. Deze prikkel mag echter niet zo groot zijn dat het de synergetische verhoudingen tussen partijen in onbalans brengt. Dit zou immers tot afbreuk van de franchiseorganisatie kunnen leiden, hetgeen uiteraard onwenselijk is.

Kortom, zolang beide partijen zich kunnen vinden in de gemaakte afspraken, deze afspraken redelijk zijn en het beide partijen vooraf duidelijk is op welke wijze deze afspraken zullen worden nageleefd, dan behoeft het daadwerkelijk naleven van de afspraken niet te leiden tot verharding van de verhoudingen tussen partijen.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Column Franchise+ – mr. J Sterk: “Rechtbank veroordeelt fastfoodketen tot verlenging franchiseovereenkomst

De zaak speelt begin dit jaar. De franchisenemer weigert al jaren de bij verlenging aangeboden nieuwe franchiseovereenkomst te ondertekenen aangezien deze een verslechtering van zijn rechtspositie met

Door Jeroen Sterk|01-09-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Geen geldig non-concurrentiebeding voor franchisenemer

Op 18 november 2016 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2016:7754, een vonnis gewezen in de kwestie waarbij aan de orde was of de franchisenemer gehouden

Franchise & Recht nr. 5 – Wet Acquisitiefraude en franchising

Per 1 juli 2016 is de Wet Acquisitiefraude ingevoerd. Hiermee zijn onder meer wijzigingen aangebracht in artikel 6:194 BW.

Door Ludwig en van Dam|10-08-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , , |

Moet een franchisenemer een nieuw model-franchiseovereenkomst accepteren?

De rechtbank Rotterdam heeft op 31 maart 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2457 in kort geding geoordeeld over de vraag of franchisegever Bram Ladage de franchiseovereenkomst met haar franchisenemer had

Verplichte (marktconforme) inkoopprijzen voor franchisenemers

In hoeverre kan een franchisegever afspraken wijzigen over de (marktconforme) inkoopprijzen van de goederen die de franchisenemers verplicht zijn in te kopen?

Bestuurdersaansprakelijkheid van een franchisenemer na falend beroep op ondeugdelijke prognose.

Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 11 juli 2017 een beslissing genomen over de vraag of de franchisegever met succes de bestuurder van een b.v. kon aanspreken voor het niet-nakomen van de

Ga naar de bovenkant