Inbreuk op concurrentiebeding, waar ligt de grens?
Rechtbank Amsterdam
In deze kwestie startte een voormalig freelancer van massagesalon Doctor Feelgood een eigen massagesalon onder de naam Feelgood-store. De vestiging was net buiten het overeengekomen postcontractueel gebied gelegen, te weten iets verder dan 15 kilometer van de dichtstbijzijnde vestiging van Doctor Feelgood.
In de eerste plaats werd gevorderd dat het hanteren van de naam Feelgood-store onrechtmatig zou zijn jegens Doctor Feelgood, omdat de nieuw gebruikte naam te veel leek op de oude. Die vordering werd echter afgewezen in kort geding omdat de President van de rechtbank van oordeel was dat er geen gevaar voor verwarring bij het relevante publiek kon ontstaan. De President was van oordeel dat de namen Doctor Feelgood en Feelgood-store te veel van elkaar verschillen om aan te nemen dat er sprake is van verwarringsgevaar daarbij werd meegewogen het onderdeel Feelgood een beschrijvende, algemene en veel gebruikte term is voor diensten en producten in de categorie persoonlijke verzorging, net als bijvoorbeeld de term welness, termen die nu eenmaal lastig te beschermen zijn.
Voorts werd overwogen of er niet anderszins sprake was van het begaan van ontoelaatbare concurrentie. De President overweegt hierbij dat Doctor Feelgood een massagesalon is gaan openen zonder dit aan Doctor Feelgood mede te delen. Die handelwijze is echter op zichzelf genomen niet onrechtmatig. De Feelgood-store handelt niet in strijd met het postcontractuele beding van non-concurrentie, nu haar bedrijf meer dan 15 kilometer verwijderd is van de dichtstbijzijnde vestiging van Doctor Feelgood. Nu naar het oordeel van de President de namen zoals gezegd bovendien te zeer verschillen komt de President niet toe aan het vaststellen van een onrechtmatige daad door de Feelgood-store.
De Feelgood-store heeft in de ogen van de President echter wel de grens van het toelaatbare opgezocht. Bij franchiserelaties doen partijen er dan ook verstandig aan contractueel overeen te komen waar het concurrentiebeding precies uit bestaat, met inbegrip van welke uitingen nu wel en juist niet zijn toegestaan na afloop van de franchiseovereenkomst. Vanzelfsprekend horen daar tevens gelijkende externe uitingen bij. Indien een franchisegever echter meer wil dan precies en exact is overeengekomen, moet hij van goeden huize komen om het postcontractueel beding van non-concurrentie gehonoreerd te krijgen. De franchisenemer is niet aan meer gebonden dan strikt overeengekomen, als dat al het geval is. De omstandigheden kunnen bij franchiserelaties immers met zich meebrengen dat het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk terzijde wordt geschoven.
Mr Th.R. Ludwig – Franchise advocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten,franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Mail naar ludwig@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Geen recht op verlenging franchiseovereenkomst – 6 juli 2020 – mr. A.W. Dolphijn
Mag een franchisegever verlenging van de franchiseovereenkomst weigeren indien de franchisenemer niet instemt met gewijzigde voorwaarden van een nieuw te sluiten franchiseovereenkomst?
Gerechtshof Amsterdam beperkt beroep franchisegever op concurrentieverbod – d.d. 6 juli 2020 – mr. T. Meijer
Door het gerechtshof Amsterdam is op 30 juni 20202 geoordeeld dat aan een franchisegever geen (onbeperkt) beroep op een contractueel concurrentieverbod toekomt.
Vacature advocaat-medewerker
Ludwig & Van Dam advocaten is een geheel in franchise- en andere samenwerkingsverbanden gespecialiseerd advocatenkantoor en marktleider in zijn soort in Nederland.
Kwalitaria-franchisenemer in zijn hemd gezet – d.d. 2 juli 2020 – mr. J.A.J. Devilee
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft een vonnis gewezen in een door een franchisenemer van Kwalitaria gestarte gerechtelijke procedure.
Supermarktnieuwsbrief -28-
Supermarktnieuwsbrief -28-
Artikel Franchise+ – “Onmiddellijke informatieverplichtingen franchisegevers bij werking Wet Franchise” – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 25 juni 2020
Zodra de Wet franchise in werking treedt heeft dit onmiddellijk effect op franchiseovereenkomsten die nu al bestaan. De vraag is of de informatiestromen juridisch optimaal zijn ingericht.