Het recht van de franchisegever om zijn franchise-organisatie aan een

In aansluiting op het in deze reeks reeds eerder gepubliceerde artikel betreffende het recht van een franchisegever om zijn franchise-organisatie aan een derde partij over te dragen zal in onderstaand artikel een en ander nader worden uitgewerkt.

In de praktijk komt het nog al eens voor dat een franchisegever zijn franchise-organisatie – dikwijls een onderdeel van een grotere organisatie van de desbetreffende franchisegever, welke tevens andere activiteiten omvat, – om hem moverende redenen wenst af te stoten / over te dragen. Zoals reeds in het eerste artikel ten aanzien van dit onderwerp geschetst, is het alsdan van het grootste belang dat dit in gezamenlijk overleg gebeurt met de franchisenemers, al dan niet vertegenwoordigd in een franchiseraad / franchisevereniging. Immers, het welslagen van een overdracht aan een derde partij van de organisatie hangt voor een belangrijk gedeelte af van de contractspartij van de franchisegever in deze, de franchisenemers. Indien deze franchisenemers geen vertrouwen hebben in een overnamekandidaat, is het verstandig dat de franchisegever zich hier rekenschap geeft.

In de praktijk komt een overdracht dikwijls daarop neer dat de franchise-organisatie wordt overgedragen aan een reeds bestaande marktpartij die veelal reeds in dezelfde branche opereert, doch nog geen franchise-organisatie heeft en derhalve haar bedrijfsvoering op die wijze wenst uit te breiden. Het kan ook zo zijn dat een reeds bestaande franchise-organisatie, al dan niet opererend in dezelfde markt als de over te dragen franchise-organisatie, de organisatie overneemt. Daarnaast is er een ontwikkeling waarneembaar waarbij de franchisenemers zelf de organisatie overnemen en daarmede “hun eigen franchisegever” worden. Een dergelijk overname door de franchisenemers zelve doet zich met name voor in situaties waarin franchisenemers en masse een ontevreden zijn over de franchisegever, dan wel de franchise-organisatie failleert of haar activiteiten staakt. Indien van deze situatie sprake is dan is het van het grootste belang dat de nieuwe franchise-organisatie dusdanig wordt georganiseerd dat een en ander mededingingsrechtelijk toelaatbaar is. Kort gezegd komt dit erop neer dat de organisatie voldoende verticaal moet worden vormgegeven. Daarop zal in een volgend artikel nader worden teruggekomen. Tenslotte zij opgemerkt dat het in alle hiervoor geschetste situaties van het grootste belang is dat de opvolgende partij zowel voldoende kennis heeft van de markt waarin de franchise-organisatie opereert, alsmede voldoende inzicht heeft in aard van samenwerking op franchisebasis.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Arbitrage binnen franchise: een te hoge drempel? – mr. M. Munnik

Bij het aangaan van een overeenkomst is het voor partijen mogelijk – in afwijking van de wet - om een bevoegde rechter aan te wijzen. Dit geldt ook voor de franchiseovereenkomst. Van deze mogelijkheid

Beroep franchisenemer op dwaling wegens ondeugdelijke prognoses en gebrek aan ondersteuning verworpen – d.d. 25 april 2019 – mr. K. Bastiaans

Het Hof ’s-Hertogenbosch oordeelde (ECLI:NL:GHSHE:2019:697) over de vraag of het enkele feit dat prognoses niet zijn uitgekomen, de conclusie rechtvaardigt dat de franchisenemer tekort is gedaan...

Door mr. K. Bastiaans|25-04-2019|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Artikel De Nationale Franchise Gids: “Steeds meer bescherming tegen ronselen franchisenemers” – d.d. 2 april 2019 – mr. A.W. Dolphijn

Steeds vaker blijkt dat geronselde franchisenemers beschermd kunnen worden op basis van de Wet Acquisitiefraude.

Door Alex Dolphijn|02-04-2019|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Uitspraken & actualiteiten|Label: |

De franchisenemersvereniging en de binding van franchisenemers – Contracteren 2019, nr. 1

Een bijdrage over veelvoorkomende bepalingen in franchiseovereenkomsten waarbij is bepaald dat een franchisenemer verplicht lid is van een franchisenemersvereniging.

Misleiding bij de werving van een franchisenemer?

Een uitspraak over de vraag of de franchisegever bij de werving van een franchisenemer een onjuiste voorstelling van zaken gegeven had.

Franchisegever aansprakelijk voor prognoses afkomstig van derde – d.d. 6 maart 2019 – mr. M. Munnik

Volgens vaste rechtspraak handelt een franchisegever onrechtmatig jegens haar franchisenemer wanneer een franchisegever zelfstandig op onzorgvuldige wijze onderzoek uitvoert en als gevolg daarvan...

Ga naar de bovenkant