Het ondertekenen van een franchiseovereenkomst in het digitale tijdperk – mr. K. Bastiaans – d.d. 14 december 2020
Binnen de huidige samenleving wordt, onder het mom van ‘het nieuwe normaal’, steeds meer gedigitaliseerd. Het is dan ook geen verassing dat deze digitaliseringsslag doorwerkt in de wijze waarop overeenkomsten worden aangeboden en al dan niet door de andere partij worden aanvaard. Bij uitspraak van 2 december 2020 ging de civiele rechter van de rechtbank Rotterdam nader in op de wijze van aanvaarding van een overeenkomst en de gevolgen die dit met zich meebrengt.
Feiten
Centraal in de discussie stond de vraag of er rechtsgeldige franchiseovereenkomsten tot stand waren gekomen tussen de eiseres (franchisegever gevestigd te Luxemburg) en verweerster (master-franchisenemer gevestigd te Nederland) en of franchisenemer al dan niet tekort is gekomen in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomsten.
PH Europe is franchisegever van de franchiseformule ‘Pizza Hut’. Tussen franchisegever en franchisenemer is op 24 mei 2016 een Development-overeenkomst gesloten met betrekking tot het mogen openen van 15 Pizza Hut-vestigingen in Nederland door verweerster. Eind december 2018 is door franchisegever voor iedere aangevraagde Pizza Hut-vestiging een International Franchise Agreement (IFA), per e-mail via het programma DocuSign verzonden naar franchisenemer.
Aangezien franchisenemer vanaf de start van de franchiserelatie haar betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de IFA’s niet is nagekomen, is er vanaf juni 2019 tot en met januari 2020 tussen partijen overleg gevoerd over de vergoedingen, waarbij door franchisegever meerdere betalingsvoorstellen aan franchisenemer zijn gedaan. Franchisenemer heeft in totaal een bedrag ad $ 25.600,00 voldaan aan in plaats van de verschuldigde $ 131.845,69. Uiteindelijk heeft franchisegever op 27 februari 2020 de tussen partijen gesloten franchiseovereenkomsten ontbonden.
Franchisegever heeft aangevoerd dat franchisenemer inbreuk maakt op haar merkenrecht, tekort komt in de nakoming en zij, alsmede haar franchiseformule, door die tekortkomingen schade lijdt. Franchisenemer stelt zich echter op het standpunt dat er van tekortkomingen aan haar zijde geen sprake is; de IFA’s zijn niet van toepassing nu die nooit door franchisenemer zijn ondertekend. Op basis van de mondelinge franchiseovereenkomst die als gevolg daarvan tot stand is gekomen, zou het franchisenemer dan ook gewoon zijn toegestaan om gebruik te maken van zowel het merkenrecht als van de formule. Omdat franchisegever niet goed zou presteren, heeft franchisenemer zich genoodzaakt gezien om medio 2019 haar betalingsverplichting op te schorten.
De beoordeling in het incident
Alvorens de vraag te kunnen beantwoorden of het franchisenemer al dan niet is toegestaan gebruik te maken van het merk ‘Pizza Hut’, dient eerst de vraag te worden beantwoord of er rechtsgeldig IFA’s tot stand zijn gekomen of dat er uitsluitend sprake is van ‘mondelinge franchiseovereenkomsten’, zoals franchisenemer betoogt.
De rechtbank volgt dit verweer niet. Door het toezenden van de IFA’s via DocuSign heeft franchisegever een aanbod gedaan onder welke voorwaarden zij bereid was om met franchisenemer de franchiseovereenkomsten te sluiten. Franchisenemer heeft vervolgens uitvoering aan die IFA’s gegeven door diverse Pizza Hut-vestigingen te openen en te exploiteren. Hierbij is eveneens van belang dat in de e-mailcorrespondentie tussen partijen door franchisegever meermaals is verwezen naar de IFA’s. Door franchisenemer is daar nooit op gereageerd. De rechtbank oordeelt dat, indien franchisegever onterecht een beroep op de bepalingen uit de IFA’s zou hebben gedaan, franchisenemer dit tijdig en duidelijk aan franchisegever kenbaar had moeten maken, hetgeen niet gebeurd is. Franchisenemer stelt zich pas na ontbinding van de overeenkomsten op het standpunt dat de IFA’s nooit door haar zouden zijn aanvaard. Voorts wordt tevens door de rechtbank nog waarde gehecht aan de door franchisenemer uitgevoerde betalingen; franchisenemer heeft de verschuldigde vergoedingen erkend en betaling daarvan toegezegd, hetgeen eveneens duidt op aanvaarding van de IFA’s.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er van mondelinge franchiseovereenkomsten geen sprake is, nu de IFA’s simpelweg tussen partijen zijn overeengekomen.
Voor wat betreft de tekortkomingen oordeelt de rechtbank als volgt:
Op grond van de IFA’s diende franchisenemer op of voor de datum van toekenning van het recht tot gebruik van de franchiseformule per vestiging een inital fee te voldoen. Die fees staan dan ook los van enige dienstverlening/ondersteuning zijdens franchisegever. Nu franchisenemer als eerste diende te presteren, komt aan haar geen bevoegdheid tot opschorting toe. Nu franchisenemer heeft nagelaten de vergoedingen te voldoen en, ondanks meerdere voorstellen, geen betalingsregeling tot stand is gekomen, stond het franchisegever vrij om de overeenkomsten in februari 2020 te ontbinden. De ontbinding heeft tot gevolg dat franchisenemer het gebruik van de Pizza Hut-handelsnaam, het merkenrecht en de formule an sich moet staken en gestaakt moet houden. Franchisenemer heeft daar echter geen gehoor aan gegeven. Door het onterecht gebruik blijven maken van de aan franchisegever toekomende (merken)rechten heeft franchisenemer onrechtmatig gehandeld jegens franchisegever.
De rechter komt dan ook in onderhavige procedure tot het oordeel dat het de franchisenemer niet is toegestaan om na de ontbinding van de franchiseovereenkomst nog langer gebruik te maken van alle (merk)rechten die aan de Pizza Hut-formule toebehoren.
Conclusie
De rechter maakt nogmaals duidelijk dat de aanvaarding van een franchiseovereenkomst tot stand komt door een tot de aanbieder gerichte wilsverklaring, waarbij de aanvaarding van een franchiseovereenkomst in iedere vorm kan geschieden. Het ontbreken van een handtekening onder een franchiseovereenkomst hoeft dus niets af te doen aan de geldigheid van die franchiseovereenkomst en de rechten en plichten die daaruit voortvloeien.
De uitspraak illustreert eveneens hoe belangrijk het is om bij betwisting van de geldigheid van een franchiseovereenkomst dit tijdig en duidelijk aan de andere partij kenbaar te maken. Indien de geldigheid bijvoorbeeld pas na een ontbinding wordt betwist, bestaat het risico dat zal worden geoordeeld dat de franchiseovereenkomst is aanvaard en rechtsgeldig tot stand is gekomen.
Mr. K. Bastiaans – franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga dan naar bastiaans@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Interview mr. J. Sterk en mr. C. Rutten in Franchise+: “Oproep aan automotive sector: bereid je goed voor op nieuwe Wet franchise” d.d. 2 oktober 2020
De nieuwe Wet Franchise heeft een brede uitwerking, ook in de automotive sector. Maar of men zich er daar voldoende van bewust is?
Artikel De Nationale Franchise Gids – “Coronakorting van 50% op de huur” – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 15 september 2020
Tegenvallende omzetten in verband met de coronacrisis kunnen betekenen dat de huurprijs gehalveerd wordt, ook als er sprake is van een deels omzetgerelateerde huur.
Artikel Franchise+ – “Franchisegever hanteert “afgeleide formule” (zonder dat hij het weet)” – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 9 september 2020
Tal van franchisegevers zullen zich niet bewust zijn van het gegeven dat zij een “afgeleide formule” gebruiken zoals bedoeld in de Wet franchise.
Artikel Franchise+ – “Verplichtingen en rechten van de startende franchisenemer” – mr. A.W. Dolphijn – d.d.
Waar dient u als startende franchisenemer op te letten, wat zijn uw verplichtingen en wat zijn uw rechten bij het sluiten van de franchiseovereenkomst?
Artikel mr. C. Damen – Drie voorwaarden bij het recht op klantenvergoeding voor de agent bij de beëindiging van de agentuurovereenkomst – d.d. 26 augustus 2020
Bij de agentuurrelatie tussen een agent en een opdrachtgever (de principaal) leggen partijen hun samenwerkingsafspraken vast in een agentuurovereenkomst. Wanneer de principaal de agentuurovereenkomst
Artikel mr. C. Damen – “Wanneer geldt de exhibitieplicht voor het overleggen de franchiseovereenkomst?” d.d. 17 augustus 2020
Geldt de exhibitieplicht voor het tonen van een (franchise)overeenkomst in een procedure, wanneer de procespartijen niet in rechtsbetrekking staan tot de (franchise)overeenkomst?