Hard of zacht? Dat maakt verschil!

In de praktijk treft men een grote variatie van franchiseformules aan. Daarbij is het van belang om hard franchise te onderscheiden van soft franchise.

Soft franchise geeft – kort gezegd – de franchisenemer meer ruimte om zijn onderneming naar eigen inzicht te exploiteren, maar dan zal de franchisenemer over het algemeen minder ondersteuning krijgen van de franchisegever.

Bij hard franchise worden zaken strakker van bovenaf door de franchisegever geregeld en vindt (veel) meer centrale sturing en begeleiding van de franchisenemer door de franchisegever plaats. Hierdoor is er minder ruimte voor de franchisenemer om naar eigen inzicht te handelen. Reden hiervoor is dat met name bij hard franchise zaken als uniformiteit, identiteit, imago en naamsbekendheid een veel grotere rol spelen dan bij soft franchise, waardoor een strakkere sturing is vereist.

Dat het verschil tussen soft en hard franchise niet alleen praktische verschillen maar ook juridische consequenties kan hebben, blijkt uit een recent gepubliceerde uitspraak van de kortgedingrechter van de rechtbank Amsterdam van 1 augustus 2022.[1]

Het ging in deze procedure over de vraag of een franchisenemer gehouden was aan een postcontractueel concurrentieverbod. Een franchisenemer vordert ontheffing daarvan. Het was namelijk de bedoeling van de franchisenemer om na afloop van de franchiseovereenkomst onder eigen naam, maar met een andere entiteit dezelfde soort onderneming te exploiteren op dezelfde locatie. Maar dat is nu juist precies wat de franchisegever met het post concurrentieverbod probeerde te voorkomen, mede omdat, aldus de franchisegever, de franchiseformule kwalificeert als hard franchise.

De rechter bepaalde in deze zaak dat bij hard franchise zoals in dat geval identiteit, imago en naamsbekendheid een grote rol spelen, anders dan in enkele andere uitspraken waar sprake was van ‘soft franchise’ waarin die kenmerken geen rol speelden. Nu is dat op zichzelf niets nieuws. Maar opvallend was wel de consequentie die de rechter hieraan verbond namelijk:

dat de franchisegever hierdoor een zwaarwegend belang heeft bij het behoud, althans het kunnen beschermen van de met haar franchiseformule gemoeide knowhow, identiteit en reputatie, waardoor de franchisegever de franchisenemer kan houden aan het postcontractueel concurrentieverbod.

Kortom, de franchisegever kon franchisenemer houden aan het postcontractueel concurrentieverbod. De rechter verbood franchisenemer derhalve om, gedurende de periode van één jaar na afloop van de franchiseovereenkomst, op de locatie van het vestigingspunt activiteiten te ontplooien die gelijk(soortig), en/of concurrerend zijn aan/met de activiteiten van de franchisegever.

Conclusie

In de praktijk komt het regelmatig voor dat de franchisenemer, na afloop van de franchiseovereenkomst, de bestaande onderneming voort wenst te zetten en daarbij poogt om onder het postcontractueel concurrentieverbod uit te komen. Uit deze uitspraak volgt dat franchisenemers in het geval van hard franchise minder eenvoudig met succes zullen kunnen betogen dat geen sprake is van een zwaarwegend belang van de franchisegever om de met de franchiseformule gemoeide knowhow identiteit en reputatie te beschermen.

 

[1] ECLI:NL:RBAMS:2022:8010.

mr. K.T. op de Hoek - Advocaat
Ludwig & Van Dam advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Mail dan naar opdehoek@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Artikel Franchise+ – “Franchisegever hanteert “afgeleide formule” (zonder dat hij het weet)” – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 9 september 2020

Tal van franchisegevers zullen zich niet bewust zijn van het gegeven dat zij een “afgeleide formule” gebruiken zoals bedoeld in de Wet franchise.

Door Alex Dolphijn|09-09-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|

Artikel mr. C. Damen – Drie voorwaarden bij het recht op klantenvergoeding voor de agent bij de beëindiging van de agentuurovereenkomst – d.d. 26 augustus 2020

Bij de agentuurrelatie tussen een agent en een opdrachtgever (de principaal) leggen partijen hun samenwerkingsafspraken vast in een agentuurovereenkomst. Wanneer de principaal de agentuurovereenkomst

Door mr. C. Damen|26-08-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|

Artikel mr. C. Damen – “Wanneer geldt de exhibitieplicht voor het overleggen de franchiseovereenkomst?” d.d. 17 augustus 2020

Geldt de exhibitieplicht voor het tonen van een (franchise)overeenkomst in een procedure, wanneer de procespartijen niet in rechtsbetrekking staan tot de (franchise)overeenkomst?

Door mr. C. Damen|17-08-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|

Artikel De Nationale Franchise Gids: “Informatieverplichtingen van de beoogd franchisenemer onder de Wet franchise” – d.d. 7 augustus 2020 – mr. A.W. Dolphijn

Alhoewel de Wet franchise tot doel heeft franchisenemers te beschermen tegen franchisegevers, zijn er ook een aantal verplichtingen voor franchisenemers bepaald.

Ga naar de bovenkant