Handelen bij de start bepalend voor uitkomst geschil tussen franchisegever en franchisenemer

Door Gepubliceerd Op: 21-07-2016Categorieën: Uitspraken & actualiteiten

In een geschil tussen een franchisegever en een voormalige franchisenemer op het gebied van verhuur van onroerend goed deed de rechtbank onlangs een belangwekkende uitspraak (ECLI:NL:RBOBR:2016:3752).

De franchisegever had de franchisenemer gedagvaard. Beide partijen vorderden over en weer schadevergoeding van elkaar en verweten elkaar onder meer dat de andere partij de contractuele verplichtingen heeft geschonden. 

De rechtbank laat in het midden wie van de partijen het eerst haar contractuele verplichtingen heeft geschonden, omdat volgens de rechtbank hoe dan ook de door partijen als gevolg van het mislukken van hun samenwerking geleden schade een gevolg is van omstandigheden die aan beide partijen kunnen worden toegerekend. De rechtbank beslist dat de schade daarom over beide partijen moet worden verdeeld.

Vervolgens licht de rechtbank toe dat beide partijen verwijten kunnen worden gemaakt ten aanzien van het mislukken van de samenwerking. De franchisegever viel te verwijten dat hij – voor het aangaan van de franchiserelatie – wist dat de franchisenemer  geen opleiding had op het gebied van bemiddeling bij huur en verhuur van onroerende zaken en ook niet over daarvoor relevante ervaring beschikte. Daarbij komt dat de franchisegever in het contract de indruk wekte dat de franchisenemer in de verhuur zijnde woningen overgedragen zou krijgen, terwijl de franchisegever wist dat daar geen sprake van was. Bovendien had de franchisegever een stage van slechts drie weken aangeboden als startopleiding, wat volgens de rechter een erg magere basis is voor deze startende franchisenemer. De rechtbank oordeelt dat de franchisegever daarom moet hebben beseft dat de kans van slagen van de franchisevestiging van de startende franchisenemer bijzonder klein was. Aan de andere kant kon volgens de rechter aan de franchisenemer worden verweten dat hij had moeten beseffen dat hij geen opleiding en geen relevante ervaring had in de door hem gekozen branche en had hij moeten beseffen dat een stage van drie weken wel erg kort is om een succesvolle franchisevestiging op te bouwen. Tevens oordeelt de rechtbank dat de franchisenemer meer navraag had moeten doen, grondiger (voor)onderzoek had moeten verrichten en meer doordacht had moeten handelen bij het ondertekenen van de franchiseovereenkomst.  

Ten slotte oordeelt de rechtbank dat beide partijen ongeveer evenveel aan de schade hebben bijgedragen en dat de billijkheid eist dat de partijen de eigen schade dragen.

De les van deze uitspraak voor franchisenemers en voor franchisegevers is dat  voorafgaand en bij het ondertekenen van een franchiseovereenkomst secuur en doordacht dient te worden gehandeld, dit in het belang van (een grotere kans op) het slagen van de franchiserelatie. Dat kan door gericht navraag te doen in de branche, door grondig vooronderzoek te verrichten en door advies in te winnen van een advocaat gespecialiseerd in franchise.  

Mr. J. van de Peppel – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.

Wilt u reageren? Ga naar vandepeppel@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Column Franchise+ – mr. J Sterk: “Rechtbank veroordeelt fastfoodketen tot verlenging franchiseovereenkomst

De zaak speelt begin dit jaar. De franchisenemer weigert al jaren de bij verlenging aangeboden nieuwe franchiseovereenkomst te ondertekenen aangezien deze een verslechtering van zijn rechtspositie met

Door Jeroen Sterk|01-09-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Geen geldig non-concurrentiebeding voor franchisenemer

Op 18 november 2016 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2016:7754, een vonnis gewezen in de kwestie waarbij aan de orde was of de franchisenemer gehouden

Franchise & Recht nr. 5 – Wet Acquisitiefraude en franchising

Per 1 juli 2016 is de Wet Acquisitiefraude ingevoerd. Hiermee zijn onder meer wijzigingen aangebracht in artikel 6:194 BW.

Door Ludwig en van Dam|10-08-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , , |

Moet een franchisenemer een nieuw model-franchiseovereenkomst accepteren?

De rechtbank Rotterdam heeft op 31 maart 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2457 in kort geding geoordeeld over de vraag of franchisegever Bram Ladage de franchiseovereenkomst met haar franchisenemer had

Verplichte (marktconforme) inkoopprijzen voor franchisenemers

In hoeverre kan een franchisegever afspraken wijzigen over de (marktconforme) inkoopprijzen van de goederen die de franchisenemers verplicht zijn in te kopen?

Bestuurdersaansprakelijkheid van een franchisenemer na falend beroep op ondeugdelijke prognose.

Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 11 juli 2017 een beslissing genomen over de vraag of de franchisegever met succes de bestuurder van een b.v. kon aanspreken voor het niet-nakomen van de

Ga naar de bovenkant