Grondig onderzoek nodig voor een deugdelijke prognose?

Is een grondig onderzoek door de franchisegever altijd nodig om tot een deugdelijke prognose te komen? In een uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch[1] ging het over een prognose die aan een franchisenemer van een te exploiteren shop bij een pompstation voorgehouden was. Aan de orde was de vraag hoe de franchisegever tot de prognose had kunnen komen.

In het tussenarrest[2] was reeds geoordeeld dat de franchisegever die een prognose verschaft, onder omstandigheden onrechtmatig zal handelen, indien hij weet dat de prognose ernstige fouten bevat en hij zijn wederpartij niet op deze fouten opmerkzaam maakt. De franchisegever dient de prognose dan ook te verantwoorden.

Naar aanleiding van het tussenarrest heeft de franchisegever bronnen genoemd en overgelegd waaruit zij voor haar prognose heeft geput. Het gerechtshof merkt op dat de shop bij het betreffende pompstation vóór de prognose niet werd bemand. De franchisegever heeft derhalve niet kunnen putten uit concrete cijfers. Zij was aangewezen op zachtere gegevens. De franchisenemer wist dit, althans had dit kunnen weten. De prognose noemde immers cijfers aangaande een onbemand pompstation.

Het gerechtshof merkt voorts op dat de prognose met de daarin genoemde cijfers niet aan de franchisenemer zijn gepresenteerd als te zijn gebaseerd op een grondig onderzoek. De cijfers gaan vooraf door de woorden ‘Bekend is’ en staan op één A-4tje met de titel ‘model’. De franchisenemer mocht aan deze cijfers dan ook geen al te grote waarde hechten, aldus het gerechtshof.

Deze overwegingen lijken op een wat gespannen voet te staan met het elders in de jurisprudentie aangenomen uitgangspunt dat de franchisegever dient in te staan voor de  juistheid van de gegevens die aan de prognose ten grondslag liggen.[3] Ook is in de jurisprudentie aangenomen dat de franchisegever verplicht is ene marktonderzoek te doen om tot een deugdelijke prognose te kunnen komen.[4]

De franchisenemer wordt in deze zaak toegelaten om te bewijzen dat prognose ernstige fouten bevat en dat de franchisegever wist maar de franchisenemer daarop niet heeft gewezen. De franchisenemer lijkt voor een lastige klus te staan.

Bij het opstellen van een prognose doet de franchisegever er goed aan zoveel en zo compleet mogelijk aan te geven op welke bronnen de prognose gebaseerd is. De franchisenemer doet er goed aan de bronnen te verifiëren en zelf een beeld te vormen van de betrouwbaarheid. Indien de franchisenemer (aan de hand daarvan) onduidelijkheden bespeurt, dan is het raadzaam hier om verduidelijking te vragen. Met name als bekend is dat er geen grondig onderzoek gedaan is, kan dit klaarblijkelijk aan de franchisenemer worden tegengeworpen.

[1] Zie gerechtshof ’s-Hertogenbosch 8 maart 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:851.

[2] Zie gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 september 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3583.

[3] Zie bijvoorbeeld rechtbank Rotterdam oktober 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:8895, r.o. 4.5., en rechtbank Noord-Holland 3 februari 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:718, r.o., 4.3, alsmede rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 juni 2016 ECLI:NL:RBZWB:2016:3723, r.o. 3.4.1.

[4] Zie rechtbank Utrecht 15 november 2011, ECLI:NL:RBUTR:2000:AJ0157 en rechtbank Utrecht 23 november 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BU5842.

Mr. A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Ga naar de bovenkant