Gerechtshof kent beroep op dwaling en onrechtmatig handelen toe bij ondeugdelijke prognose

Het gerechtshof Den Haag vernietigde op 6 juni 2015 het vonnis van de rechtbank Den Haag van 9 november 2013 (ECLI:NL:GHDHA:2015:1707). Het arrest is (nog) niet gepubliceerd. De franchisenemer vorderde vernietiging van de franchiseovereenkomst wegens dwaling, omdat de franchisegever een ondeugdelijke prognose voorgehouden zou hebben. De franchisenemer vorderde tevens vergoeding van schade omdat er geen sprake zou zijn van een franchiseovereenkomst en de tegenvallende exploitatieresultaten het gevolg zouden zijn van de economische crisis. Het gerechtshof oordeelde evenwel anders.

De franchisegever is onderdeel van een groot retail concern en biedt franchiseovereenkomsten aan voor de exploitatie van kledingwinkels onder een specifieke franchiseformule. De franchisenemer was een prognose voorgehouden ten aanzien van de exploitatie van de franchiseformule. De prognose was veelbelovend en er werd een franchiseovereenkomst gesloten. Tevens wordt een franchiseovereenkomst gesloten voor dezelfde franchiseformule voor een kledingwinkel op een andere locatie. In plaats van de geprognosticeerde florissante exploitatieresultaten, zijn de resultaten negatief.

Het gerechtshof beslist dat een prognose geen uitsluitende toekomstige omstandigheid betreft (in de zin van artikel 6:228 lid 2 BW) indien de prognose is gebaseerd op een onjuiste voorstelling van de, ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, bestaande omstandigheden. Van een dergelijke ondeugdelijke prognose is sprake als deze gebaseerd is op verkeerde uitgangspunten of andere (ernstige) fouten in de onderbouwing en/of de berekening van de prognose. Het gerechtshof verwijst daarbij naar de arresten van de Hoge Raad van 19 februari 1993, Prg. 1996, 4459 (Renault) en van 25 januari 2002. ECLI:NL:HR:2002:AD7329 (Paalman/Lampenier).

De prognoses zijn gebaseerd op een bepaalde gemiddelde omzet per vierkante meter. Op zichzelf is deze methode niet ondeugdelijk. Echter, door de aanwezigheid van een zogenaamde negatieve marktruimte, die op het ene vestigingspunt beperkt en op het andere vestigingspunt fors was, was te verwachten dat respectievelijk pas in het derde jaar en in Barneveld in het vierde of vijfde jaar de geprognosticeerde omzet zou kunnen worden gerealiseerd. Door de negatieve marktruimte moet een nieuwkomer zich namelijk invechten in de markt en zal het enige tijd duren voordat hij het voor de geprognosticeerde omzet benodigde marktaandeel verwerft. Het gerechtshof concludeert dat de prognose derhalve ondeugdelijk is en stelt vernietiging wegens dwaling vast.

Als er sprake is van dwaling levert zulks niet tevens automatisch ook een onrechtmatige daad op. Volgens het gerechtshof sluit dit niet uit dat er evenwel ook sprake van een onrechtmatige daad kan zijn, in het geval de franchisegever ter zake een verwijt te maken valt. Voor de toewijzing van de gevorderde onrechtmatige daad is vereist dat de franchisegever te verwijten valt dat zij geen rekening heeft gehouden met de lagere omzet in de aanloopfase en/of de negatieve marktruimte op de vestigingspunten en de gevolgen daarvan.

Ten aanzien van één van de vestigingspunten wordt vastgesteld dat de franchisegever wist dat bij de prognose een te groot vloeroppervlak van de winkel als uitgangspunt genomen was. Derhalve kan ten aanzien daarvan naast dwaling tevens een onrechtmatige daad aangenomen worden.

Het opstellen van een prognose is een serieuze aangelegenheid en uit deze uitspraak blijkt nog maar eens dat franchisegever die een ondeugdelijke prognose voorhouden hiervan de consequenties onder ogen zullen moeten zien.

 

Mr A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Franchisegever in de zorg is geen zorgaanbieder

De Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg (WKKGZ) schept de mogelijkheid dat van overheidswege maatregelen worden opgelegd aan zorginstellingen om de benodigde kwaliteit van de zorg te waarborgen.

Het klantenbestand van de franchisenemer

Als de samenwerking tussen een franchisenemer en een franchisegever eindigt, kan de vraag opkomen wie de klanten zal blijven bedienen.

De herstructurering binnen de formules van Intergamma in juridisch perspectief

De juridische werkelijkheid is soms weerbarstiger dan de feitelijke. De geruchtmakende kwestie bij Intergamma is daar een mooi voorbeeld van.

Non-concurrentiebeding bij verkoop franchiseonderneming

Hoe scherp dient een non-concurrentiebeding te zijn bij de verkoop van een franchiseonderneming aan de franchisegever? Die vraag was aan orde in een geschil waarin de rechtbank Gelderland op

Franchisegever faalt met beroep op non-concurrentiebeding

Alhoewel een non-concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst geldig geformuleerd is, kan er toch een situatie ontstaan die dermate diffuus is dat de franchisegever er geen beroep op kan doen.

Ga naar de bovenkant