De rechtbank Noord-Holland heeft op 7 februari 2019 (ECLI:NL:RBNNE:2019:407) geoordeeld over de vraag of de gemeente een tijdelijke Albert Heijn diende toe te staan nu er weliswaar toezeggingen gedaan waren door de gemeente, maar geen huurovereenkomst getekend was met de gemeente en het gemeentebeleid inmiddels gewijzigd was.

De gemeente had al een vergunning verleend om een tijdelijke Albert Heijn-supermarkt te vestigen. De gemeente had tevens niet alleen een “principe bereidheid” uitgesproken om mee te werken aan de verplaatsing van de Albert Heijn-supermarkt naar een tijdelijke vestiging en zelfs uitgenodigd om een huurovereenkomst te sluiten voor de locatie voor de tijdelijke supermarkt. Voorts stelde de gemeente zich op het standpunt dat onder meer met de komst van een “nieuwe” (qua samenstelling gewijzigde) gemeenteraad een nieuwe visie gekomen is en met de nieuwe beleidsinzichten het realiseren van de tijdelijke Albert Heijn-supermarkt ongewenst is.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de supermarktondernemer gerechtvaardigde verwachting heeft kunnen en mogen ontlenen dat de gemeente haar in aansluiting op het verlenen van een omgevingsvergunning ook de benodigde locatie in verhuur zou geven. De gemeente wordt veroordeeld tot het sluiten van een huurovereenkomst.

Mr. A.W. Dolphijn  – franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Ludwig & Van Dam in Distrifood over de toekomst van zelfstandig supermarktondernemers

Inmiddels staat bij veel winkeliers het water echter aan de ...

Geen standstill-periode bij voorafgaande samenwerking op basis van dezelfde formule

De rechtbank Den Haag heeft op 29 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20931, ...

Ga naar de bovenkant