Geen verantwoording, geen fee?

Onlangs is een uitspraak gepubliceerd van de rechtbank Midden-Nederland van 18 oktober 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:7737. Zie ook dit artikel van mijn kantoorgenoot Alex. De franchisenemer moest op grond van de franchiseovereenkomst verschillende soorten vergoedingen betalen aan de franchisegever. De rechter komt tot het oordeel dat de franchisenemer bepaalde vergoedingen echter niet hoeft te betalen vanwege het feit dat de franchisegever geen verantwoording heeft afgelegd over de bestedingen daarvan. Wat betekent deze uitspraak voor de praktijk?

De franchisenemer heeft facturen voor fee’s onbetaald gelaten, onder meer omdat de franchisegever tekort zou zijn geschoten in zijn informatieplicht daarover. De franchisegever vordert bij de rechtbank betaling van die facturen.

Uit de franchiseovereenkomst volgt dat de franchisenemer een drietal vergoedingen verschuldigd is aan de franchisegever:

1) een fee van 5% van de gerealiseerde omzet voor het verleende recht tot exploitatie van de formule (hierna: de ‘franchise-fee’);

2) een fee van 2,5% van de gerealiseerde omzet voor collectieve reclame, marketing en promotionele activiteiten (hierna: de ‘reclame-fee’) en;

3) een fee van 1% van de gerealiseerde omzet voor de automatisering (hierna: de ‘IT-fee’);

Op grond van de Wet franchise heeft een franchisegever een informatieplicht op grond waarvan de franchisegever de franchisenemer jaarlijks informeert over in hoeverre de opslagen of andere financiële bijdragen – die de franchisenemer in het voorafgaande boekjaar conform de eis van de franchisegever heeft voldaan – de kosten of investeringen dekken die de franchisegever met deze bijdragen beoogt of heeft beoogd te dekken. Zie artikel 7:916 lid 2 BW.

De rechtbank overweegt dat de Wet franchise nog niet van toepassing was op dit geval, omdat de fees betrekking hadden op de periode voordat de wet van kracht werd. Toch meent de rechter dat de wet aanknopingspunten biedt, omdat uit de wet en wetsgeschiedenis volgt dat sprake is van een informatieverplichting voor de franchisegever.

Dan overweegt de rechter dat, voorafgaand aan de Wet franchise, uit de redelijkheid en billijkheid volgde dat afspraken over het doorbelasten van bepaalde kosten aan de franchisenemer, de franchisegever geen recht geven om eventuele overschotten bij zich te houden.

Vervolgens gaat de rechter in op de diverse fees.

Ad 1) Voor wat betreft de franchise-fee rust er op de franchisegever geen informatieverplichting, zodat de franchisenemer deze fee verschuldigd is. In de wetsgeschiedenis van de Wet franchise is dat overigens ook zo aangegeven. Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 392, nr. 6, p 36. Daar staat het volgende:

Artikel 7:916, tweede lid, BW verplicht de franchisegever om verantwoording af te leggen over de besteding van bepaalde financiële bijdragen die hij los van de franchise fee van de franchisenemers heeft gevraagd om bepaalde kosten te dekken of investeringen te doen ten behoeve van de franchiseketen.

Ad 2) Wat betreft de reclame-fee heeft de franchisegever op de zitting verklaard dat hij een professioneel reclamebureau heeft ingeschakeld. De franchisegever heeft evenwel niet onderbouwd welke kosten daaraan verbonden waren en wat hij verder heeft gedaan aan reclameactiviteiten.

Ad 3) Ook wat betreft de IT-fee heeft de franchisegever geen inzicht gegeven in de kosten.

Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de franchise-fee verschuldigd is, omdat hierover geen verantwoording behoeft te worden afgelegd.

Ten aanzien van de reclame-fee en IT-fee oordeelt de rechtbank dat deze niet verschuldigd zijn omdat hierover wel verantwoording behoeft te worden afgelegd en de franchisegever dat heeft nagelaten.

Het wordt uit de uitspraak echter niet goed duidelijk wat nu precies de grondslag is van het oordeel van de rechtbank. Immers, vaststaat dat de Wet franchise nog niet van toepassing was op de betreffende franchiserelatie. Vermoedelijk stoelt de rechtbank het oordeel op eerdere jurisprudentie waaraan de rechtbank lijkt te refereren. Dit betreft de HappyNurse-uitspraak waarin is overwogen dat een afspraak over het doorbelasten van kosten niet automatisch met zich meebrengt dat het de franchisegever vrijstaat om excessieve kosten door te belasten die hoger zijn dan de daadwerkelijk gemaakte kosten. Het had wel op de weg van de rechtbank gelegen om dit dan nader uit te werken en ook te verwijzen naar een rechtsgrond.

Kortom, de relevantie van deze uitspraak voor de praktijk is in mijn visie beperkt. In verband met de Wet franchise is het echter wel van groot belang om bij (het vaststellen van) een conditiestelsel goed stil te staan bij de diverse vergoedingen die aan franchisenemers in rekening worden gebracht en na te denken over de gevolgen daarvan. De vraag rijst bijvoorbeeld hoe de rechtbank in dit geval had geoordeeld als sprake was geweest van alleen franchise fee ter hoogte van (5% + 2,5% + 1% =) 8,5%, waarbij dezelfde collectieve reclame en automatisering geleverd zouden zijn aan de franchisenemer.

Twijfelt u over het inrichten van een conditiestelsel en de gevolgen daarvan? Neem gerust contact op met één van onze franchisespecialisten.

Remy Albers – Franchiseadvocaat

Tevens gepubliceerd op Franchiseplus

mr. R.C.W.L. Albers
Ludwig & Van Dam advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Mail dan naar albers@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Doorbelasting te hoge kostprijs als verborgen franchise fee

Uit een tussenvonnis van de rechtbank Den Haag van 30 augustus 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:10597 (Happy Nurse) blijkt dat de rechtbank zich gebogen heeft over de vraag of de door de franchisegever aan de

Schadebegroting na onterechte beëindigen franchiseovereenkomst door franchisegever

In een arrest van de Hoge Raad van 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2372 (Franchisenemer/Coop) was aan de orde dat supermarktorganisatie Coop afspraken niet nagekomen was, waardoor de franchisenemer

Franchisegever verplicht tot verlenging franchiseovereenkomst

De rechtbank Rotterdam heeft op 6 september 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:6975 (Misty /Bram Ladage) geoordeeld dat de weigering tot verlenging van een franchiseovereenkomst door een franchisegever

De (on)geldigheid van een postcontractueel concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst: analogie met arbeidsrecht?

De rechtbank Gelderland heeft op 5 september 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4565 een vonnis gewezen over onder meer de vraag of Bruna als franchisegever een beroep kon doen op het verbod voor een

Column Franchise+ – mr. J Sterk: “Rechtbank veroordeelt fastfoodketen tot verlenging franchiseovereenkomst

De zaak speelt begin dit jaar. De franchisenemer weigert al jaren de bij verlenging aangeboden nieuwe franchiseovereenkomst te ondertekenen aangezien deze een verslechtering van zijn rechtspositie met

Door Jeroen Sterk|01-09-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |
Ga naar de bovenkant