Geen inzage Vereniging C1000 in stukken C1000 overname.

De Voorzieningenrechter heeft geoordeeld over de vraag of de C1000 franchisenemers het recht hebben om te weten welke afspraken er over hun lot gemaakt zijn. Op 23 september 2014 heeft de Voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant een uitspraak gedaan, gepubliceerd onder kenmerk ECLI:NL:RBOBR:2014:5484.

In 2012 heeft Jumbo C1000 overgenomen en aangegeven dat de C1000-formule zal verdwijnen. Dit heeft uiteraard de nodige impact op de C1000-franchisenemers. De verhuurrechten van de vestigingspunten van de C1000 supermarkten van de franchisenemers zijn, zonder hun inmenging, via juridische splitsing overgegaan naar bijvoorbeeld Ahold, terwijl de C1000 franchiseovereenkomst gewoon blijft bestaan.

De Vereniging van C1000 franchisenemers (de “Vereniging C1000”) heeft aanleiding gezien om de Voorzieningenrechter te vragen om inzage te bieden in de afspraken die Jumbo hierover gemaakt heeft. De Vereniging C1000 heeft hieraan kennelijk aan ten grondslag gelegd dat de C1000 franchisenemers de gevorderde informatie hun rechtspositie (beter) zouden kunnen inschatten.

De Vereniging C1000 had zich beroepen op de wettelijke bepaling (te weten artikel 843a Rv) die een uitzondering op de hoofdregel maakt dat iemand de onder hem berustende bescheiden niet aan een ander ter inzage hoeft af te geven. Deze regel is volgens een eerder arrest van de Hoge Raad niet erg ruim en “geeft geen vrijbrief om onbeperkt afgifte van bescheiden te vorderen om aan de hand daarvan te onderzoeken of er wellicht aansprakelijkheid is voor schade”. Met name is ook niet de bedoeling dat informatie gevorderd wordt om bijvoorbeeld een strategische onderhandelingspositie te creëren. De wet geeft daarom (in artikel 843 lid 4 Rv) nadrukkelijk aan dat er een belangenafweging gemaakt moet worden bij de beantwoording van de vraag of de bescheiden opgevorderd kunnen worden.

De Voorzieningenrechter constateert dat de C1000 franchisenemers van wie de vestigingspunten door Jumbo aan Ahold (en Coop) zijn overgedragen, zijn onderworpen geweest aan een strategisch spel op het hoogste niveau van Jumbo en Ahold (en Coop), van banken die eisen stelden aan de financiering door Jumbo van de overname van C1000 B.V. en van de NMa die de mededingingsaspecten van de overname moest bewaken. De Voorzieningenrechter is niet blind voor de lastige positie waarin de franchisenemers zijn komen te verkeren.

Echter, de Voorzieningenrechter benadrukt dat in deze zaak slechts de vraag aan de orde is of de gevorderde bescheiden afgegeven moeten worden aan de Vereniging C1000. De Voorzieningenrechter verwijst naar de te maken belangenafweging (van artikel 843a lid 4 Rv) en oordeelt dat de Vereniging C1000 onvoldoende belang heeft. Immers, zowel de huurovereenkomst ten aanzien van het C1000 vestigingspunt als de franchiseovereenkomst blijven bestaan. Wat dat betreft verandert er dus strikt genomen niet veel in de juridische positie van de C1000 franchisenemers. De discussie over de kennelijk voorgenomen beëindiging van de C1000 formule, is een andere. De Voorzieningenrechter benadrukt nog wel in dat verband dat het afwijzen van deze vordering van de Vereniging C1000 voor de individuele franchisenemers ten opzichte van Jumbo en Ahold (en Coop) zou kunnen betekenen “dat zij jegens hen vooral hun eigen belangen zouden mogen nastreven”.

De uitkomst van de procedure is in die zin niet verwonderlijk, nu de commerciële afspraken tussen onder andere Jumbo, Ahold en Coop niet af hoeven te doen aan de juridische positie van de C1000 franchisenemers.

Het verdient nog wel opmerking dat indien de Vereniging C1000 de vordering om vorenbedoelde openheid van zaken te geven ingestoken had op grond van een inbreuk op de licentie van de C1000 franchisenemers, de procedure mogelijk anders beoordeeld zou zijn. De C1000 franchisenemers hebben immers een licentie om de C1000 merken te gebruiken en Jumbo heeft het voornemen dit te staken, wat kennelijk een onderdeel is van de afspraken met Ahold en Coop. Dit is van belang, omdat bij zaken over intellectuele eigendomsrechten de belangenafweging (van artikel 843a lid 4 Rv) niet, althans veel minder een rol speelt (ingevolge artikel 1019a lid 3 Rv).

 

Mr A.W. Dolphijn – franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchiseadvocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Ludwig & Van Dam in De Nationale Franchisegids 2018

De basis van een franchiserelatie is de franchiseovereenkomst. Hierin staan een aantal voorwaarden waaraan partijen zich moeten houden.

Ludwig & Van Dam Advocaten standhouder (nr. 2) op de franchisebeurs Onderneem ’t! d.d. 19 & 20 april 2018

Voor meer informatie klik op onderstaande link:

Alex Dolphijn van Ludwig & Van Dam Advocaten geeft op 19 april 2018 op de franchisebeurs “Onderneem ’t!” een seminar over: “Rechtspositie franchisenemers verbeteren? Over trends en ontwikkelingen in wet- en regelgeving.”

Voor meer informatie klik op onderstaande link.

Zorgplicht franchisegever in de precontractuele fase

De rechtbank Limburg oordeelde op 6 april 2017, ECLI:NL:RBLIM:2016:2843, dat de franchisegever in de precontractuele fase een zorgplicht heeft jegens de aspirant- franchisenemer.

Franchisenemer ontloopt hoofdelijke aansprakelijkheid in privé

De rechtbank Rotterdam heeft in een vonnis van 28 maart 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:2913, geoordeeld over de vraag wat de betekenis is van de clausule in de franchiseovereenkomst waarin bepaald is dat

Ondeugdelijke prognose door ontbreken vestigingsplaatsonderzoek

De rechtbank Den Haag heeft op 21 maart 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:3348 geoordeeld dat een prognose van een franchisegever ondeugdelijk was, waardoor de franchisenemer gedwaald had en de franchisegever

Ga naar de bovenkant