Geen franchiseovereenkomst, maar algemene samenwerkingsovereenkomst

De Wet franchise biedt franchisenemers diverse beschermende bepalingen. Eerder bepaalde de rechtbank Amsterdam, 24 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:4851, dat autodealers die bij Stellantis aangesloten zijn, niet onder de Wet franchise vallen. Geoordeeld werd dat onvoldoende bewezen was dat er een vergoeding betaald werd die als vergoeding voor het gebruik van een franchiseformule gekwalificeerd konden worden. De autodealers worden dus niet beschermd door de regels van de Wet franchise.

In een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, 14 juni 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:2822, werd eveneens geoordeeld dat er geen sprake was van een franchiseovereenkomst. In deze uitspraak ging het ook om een samenwerking in de autobranche. De twee strijdende partijen bemiddelen (los van elkaar) bij de totstandkoming van leaseovereenkomsten voor auto’s. Zij vormen de schakel tussen enerzijds bedrijven of consumenten die een auto willen leasen en anderzijds de financiële instellingen die het krediet verstrekken voor de leaseauto. Van de financiële instelling wordt een provisie ontvangen als een leaseovereenkomst tot stand komt na het verrichten van de bemiddelingswerkzaamheden.

Het doel van de samenwerking tussen de partijen was dat zij samen op zoek zouden gaan naar nieuwe klanten voor wie zij konden bemiddelen bij de totstandkoming van leaseovereenkomsten. Op die manier konden zij op grote(re) schaal bij de financiële instellingen aanvragen indienen. Dit zouden zij doen onder de naam van één van de partijen, die in de procedure als eiser optreedt. Daarmee zouden zij hogere provisies ontvangen dan als zij allebei uitsluitend onder hun eigen naam zouden bemiddelen. Naast deze samenwerking, zouden beide partijen ieder hun (destijds) eigen klanten blijven bedienen op eigen naam.

De eisende partij vorderde onder meer nakoming van het concurrentiebeding in de met de gedaagde partij gesloten overeenkomt. De gedaagde partij verweerde zich onder meer met het argument dat zij bescherming biedt onder de Wet franchise, omdat de samenwerking als een franchiseovereenkomst zou kwalificeren.

De rechtbank oordeelde dat niet gebleken is dat de de eisende partij een franchiseformule heeft. Zij voert weliswaar een handelsnaam en beschikt over knowhow, maar dat alleen is onvoldoende. Daarnaast blijkt niet dat de gedaagde aan de eiseres een vergoeding heeft betaald voor het gebruik van een eventuele franchiseformule. Verder is van belang dat de gedaagde op geheel eigen wijze en op eigen naam heeft bemiddeld tussen klanten en financiële instellingen bij de totstandkoming van leaseovereenkomsten en dat dus niet op een door de eiseres aangegeven wijze heeft gedaan. Kortom: van een franchiseovereenkomst is ook in dit geval geen sprake.

mr. A.W. Dolphijn
Ludwig & Van Dam advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Mail dan naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Vergissing of misleiding bij het sluiten van de franchiseovereenkomst

Een franchisenemer die na het sluiten van een franchiseovereenkomst spijt krijgt, kan van mening zijn dat hij voor of bij het sluiten van de franchiseovereenkomst door de franchisegever ...

De door de franchisegever voorgeschreven leverancier presteert niet? Wat nu?

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelde op 20 februari 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:727, over de vraag wie moet bewijzen dat de franchisenemer op het verkeerde been gezet is bij het aangaan van de

Rechter: Bescherm franchisenemer tegen supermarktorganisatie (Coop) als verhuurder

Behoeft de franchisenemer wettelijke bescherming tegen supermarktfranchisegever Coop? De rechtbank Rotterdam oordeelde op 9 februari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:1151, dat dit het geval is.

Acquisitiefraude vs. dwaling bij franchiseprognoses

Wie moet bewijzen dat de prognose van de franchisegever ondeugdelijk is? In beginsel is dat de franchisenemer. Als de franchisenemer een beroep doet op de Wet Acquisitiefraude, dan kan het zijn dat

Terugverkoopplicht bij einde franchiseovereenkomst

In franchiseovereenkomsten is soms bepaald dat de franchisenemer verplicht is om aangekochte activa bij het einde van de franchiseovereenkomst terug te verkopen.

Ga naar de bovenkant