Geen contractuele boete voor schending non-concurrentiebeding
Zeer recent besliste de rechtbank Overijssel in een deze week gepubliceerd vonnis dat de vordering van een franchisegever tot betaling van een contractuele boete wegens schending van het non-concurrentiebeding door een franchisenemer niet toewijsbaar is (ECLI:NL:RBOVE:2016:3742). Deze uitspraak is in lijn met een in juni 2016 door dezelfde rechtbank gewezen kort geding vonnis (klik hier voor een artikel over de betreffende eerdere uitspraak).
In het tussen de franchisegever en de franchisenemer, werkzaam als zelfstandig keukenmonteur en -installateur, gesloten franchisecontract is een non-concurrentiebeding opgenomen.
Volgens de franchisegever heeft de franchisenemer zowel tijdens de duur als na beëindiging van de franchiseovereenkomst het non-concurrentiebeding overtreden. De franchisegever vorderde derhalve betaling van contractuele boetes van de franchisenemer.
De rechtbank wijst de vordering van de franchisegever af. De franchisegever heeft de franchisenemer voorafgaand aan de procedure niet in gebreke gesteld. Daarbij komt dat de franchisegever volgens de rechtbank geen rechtens te beschermen belang heeft bij de geëiste boetes. De rechtbank geeft als toelichting dat een non-concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst er in de eerste plaats toe strekt om de franchisegever in staat te stellen zijn exclusieve knowhow aan de franchisenemer over te dragen, en om aan de franchisenemer bijstand bij de toepassing van zijn methoden te kunnen verlenen, zonder daarbij het risico te lopen dat die kennis en die bijstand ten goede kunnen komen aan concurrenten.
Dat belang speelt volgens de rechtbank niet in deze zaak, omdat de franchisegever niet heeft gesteld dat hij aan de franchisenemer knowhow heeft overgedragen. De franchisenemer heeft volgens de rechter zijn eigen vakkennis en bekwaamheden, terwijl niet blijkt voor door de franchisegever aan de franchisenemer overgedragen kennis op het gebied van keukenmontage, die zo exclusief is dat deze bescherming verdient door middel van een non-concurrentiebeding.
Bovendien zou oplegging van de door de franchisegever gevorderde boetes volgens de rechtbank in strijd zijn met de redelijkheid en de billijkheid. Daarbij wijst de rechter erop dat juist de franchisegever in verzuim was met betaling van gelden die de franchisenemer toekwamen op het moment dat de franchiseovereenkomst was beëindigd. In dat geval kan de franchisegever volgens de rechter in redelijkheid niet aan de franchisenemer verwijten dat de franchisenemer in zijn levensonderhoud trachtte te voorzien door keukens te bouwen voor eigen rekening.
Dit is de tweede uitspraak binnen enkele maanden waarin de rechtbank oordeelt dat een op een contractueel overeengekomen non-concurrentiebeding gebaseerde vordering van een franchisegever wordt afgewezen.
Een in franchise gespecialiseerde advocaat kan franchisenemers en franchisegever adviseren over contractuele boetes en de afdwingbaarheid van een in een franchiseovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding.
Mr. J. van de Peppel – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Ga naar vandepeppel@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Het post concurrentiebeding bij einde huurovereenkomst
Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch vernietigde in het arrest van 26 maart ...
Vooruitzien: Knelpunten bij het einde van de franchiseovereenkomst
Natuurlijk begint iedereen vol goede moed aan een samenwerking. Maar ...
Niet zomaar een succesvol beroep op verkeerde prognoses
Niet zomaar een succesvol beroep op verkeerde prognoses Inleiding ...
Wijzigingen in de franchiseformule en het instemmingsrecht
In het vooraanstaande juridisch wetenschappelijk tijdschrift “Contracteren” is een artikel ...
De Nationale Franchise podcast
Bij de Nationale Franchise podcast zijn te gast: Theodoor ...
(On)mogelijkheden bij faillissement
De afgelopen jaren was een periode met een bijzonder ...